1
Van wiegelied tot buggytaal leerde ik je spreken maar
't mooiste woord wat ik je gaf is wel jouw naam geweest
geen lege kamer werd zo met zorg gepoetst en onderhouden
keer op keer van roestplekken ontdaan en telkens weer
zo behoedzaam betreden als ooit fluisterend de eerste maal
geen woord sprak ik zo vaak uit zonder te herhalen
taal reikt niet verder dan het voorwoord van hetgeen ik je
te zeggen heb maar luister naar de rijkdom van haar klanken
zo moet ook ooit jouw naam geboren zijn, als geritsel in
een boom dat niet verstaan maar wel begrepen wordt
nooit liet ik je onbeheerd maar nu de avond valt lost
mijn verweerde huid van steen zich langzaam op
kijk vanuit de verte hoe ik jou stralen laat, sluit niet
eerder de luiken dan eer het licht helemaal is gedoofd.
2
HEYENDAAL
De strakgetrokken welpjestrui
- te vaak gewassen, te snel gegroeid
om het hijgend hart, in spurt
‘t pad grootvaders berg op
naar die eeuwenoude eik, die met
zijn brede rug beschutting bood
na jaren haas, hert en wolf
te zijn geweest, keer ik terug
naar dit versteende woud,
dat troost aan zieken biedt;
nu schuilt die oude eik in mij
en knelt er iets van binnenuit.
3
Schaduwen zien oorlogen als vermakelijk spel met de Westhoek als toppunt van vrolijk vermaak lijf tegen lijf, ingebed, als asgrijze liefdesdaad een bajonet scheert als een schichtige zwaluw vlekken zwarte melk vloeien in elkaar over en smelten samen met de modderige nacht ongestoord door gekraai van duizenden hanen maar nu weer ontwaakt door gekwetter van verre.
|