|
|
Groningen is zoals het is. De horizon is een rechte lijn, sloten liggen als linealen langs de akkers. De lucht is blauw of grijs. Velden zijn groen, geel, bruin of wit. Edo woont zijn hele leven al in het ouderlijk huis aan de Noorderweg in de Marne. Hij kent geen ander landschap dan dit. Het kwam simpelweg nooit bij hem op ergens anders te zijn. Hij scharrelt in de grote schuur. Hij probeert te bedenken wat zijn moeder zou willen dat hij deed. Sinds zijn moeders fatale beroerte komt hij tot niets. De ambulancebroeder uit Leens vond het vervelend dat ze te laat waren. Edo zei: “’t Is niet anders.” Edo ziet de vreemde vrouw om negen uur ‘s ochtends uit de streekbus stappen tegenover de oude school. In november zijn de struiken kaal genoeg om elke beweging te zien, zelfs drie akkers ver. Haar scherp omlijnde figuur beweegt over de Polderweg naar de Hogeweg. Haar silhouet is net wat gedekter dan de diepbruine klei, die zwart lijkt maar het niet is. Het land lijkt alleen donker als regenwolken aan de einder hangen. Hij overweegt al een paar weken zijn verzameling oude telefoons van de vochtige schuurvloer te halen. Van achter de schuur haalt hij een aanhangwagen waar de dozen telefoons in passen. Meeuwen vliegen onrustig boven de akker bij de verste kruising. Hij ziet de vrouw foto’s nemen. Ze komt om half drie van uit de richting van Noorderweg 31 gelopen, twee kilometer terug. Blijkbaar moet ze bij zijn huis zijn, nummer 32. Zijn moeder vond het nooit nodig een huisnummerbordje op te hangen. Aan de zijmuur hangt wel een B&B bordje. Toerist komen bijna niet in de Marne, maar zijn moeder vond het prettig om wat om handen te hebben. Hij kijkt vanaf de oprit toe, als ze door de bocht van de asfaltweg komt lopen. Ze is stevig, als de Groningse klei, met ogen helder blauw als winterlucht. En van zijn leeftijd. Ze heeft rode wandelschoenen aan. Niet van hier dus. Hij voelt zich geroepen om als eerste iets te zeggen. ‘Moi.’ Ze heeft blonde krullen. Hij is dol op blonde krullen. Hij hijst zijn spijkerbroek op. Ze steekt haar hand op als groet. ’Mijn naam is Alie Groot. Ik kom voor de B&B.’ ‘Is dat zo?’ Hij draait zich om en loopt naar binnen. Hij hoort de kiezels onder haar rode schoenen kraken. In het betegelde halletje waar vroeger de klompen stonden, laat hij zijn groene rubberlaarzen achter. Zijn gevoerde spijkerjasje gaat op een haak en zelfbewust trekt hij zijn trui recht. Het koude voorhuis met de opkamer is nog precies zoals toen zijn moeder nog leefde, dus daar kan hij haar niet ontvangen. De woonkeuken met de kachel is de enige ruimte die hij echt gebruikt. Hij duwt de keukendeur open en houdt hem even vast: ‘Pas op. Hij valt dicht.’ Hij ziet aan haar gerimpelde neus dat de zurige boerderijlucht haar niet bevalt. ‘Koffie?’ ‘Twee suiker, één melk.’ Ze trekt zelf een stoel bij de keukentafel en laat haar compacte rugzak, zo’n moderne met gekruiste elastieken, op de versleten matten zitting van de stoel ernaast zakken. ‘Zo’, zegt hij. Hij veegt met zijn mouw stof van de deksel van het koffieapparaat en zet het aan. ‘Hoeveel nachten?’ Hij twijfelt over welk kopje hij haar zal aanbieden. Zijn moeder had een verzameling gebloemde kopjes, maar hij weet niet meer waar de schoteltjes zijn. In plaats daarvan geeft hij haar een van zijn favoriete mokken (‘Er gaat niets boven Groningen’). Ze neemt de mok aan en ruikt even aan de koffie. ‘Ik blijf twee dagen.’ Hij knikt en roert luid met een koffielepeltje. Hij geeft het lepeltje aan haar door en schuift de Completa en de suiker gastvrij naar haar toe. ‘En ik wil graag gebruik maken van de ‘table d’hotes’. ‘De wat?’ ‘Mee-eten, met wat de pot schaft. Zoals op de website stond.’ Ze kijkt hem recht in de ogen en haar stem zakt een paar tonen tot een meer gebiedende trilling. ’Zes uur?’ De intonatie maakt het minder dan een vraag, maar Edo vindt het goed. Dan heeft hij alle tijd om wat te eten te bedenken en de slaapkamer van zijn moeder klaar te maken. Hij slaapt in de kamer naast de keuken, vanwege de stookkosten, maar zijn moeders slaapkamer is het gezelligst aangekleed. In de stilte die valt, bedenkt Edo dat ze heel best past in zijn keuken. Zoals ze daar zit aan de tafel, dat voelt vertrouwd als een oude familiefoto. Alsof de keuken en de stoel haar ‘maat‘ zijn. Alie onderbreekt zijn gedachten: ‘Je zult je wel afvragen waarom ik hier te voet ben. Ik ben BAG-ambtenaar. Wet basisregistratie adressen en gebouwen. Bij klachten controleer ik of de gegevens van de gemeentelijke administratie voor straatnamen en huisnummering kloppen. Als het niet blijkt te kloppen ter plekke, maak ik proces-verbaal op. Er was geen hotel binnen de straal van het werkgebied, dus boekte ik deze B&B online. Het is veel werk, maar ik houd van wandelen.’ ’Zo’, is zijn reactie op het hele verhaal. Voor Edo betekent het dat hij onder de indruk is van deze vrouw. Hoe ze met haar handen haar verhaal onderstreept. Handen die van aanpakken weten en contrasteren met de smalle gouden schakelarmband om haar pols. Dit is een vrouw waar niet mee te spotten valt. Haar volle stem resoneert in zijn lijf: zijn borstkas, maag en tenen jeuken. Onrust. Hij herkent een teveel aan geluk. Ze staat op. ‘Het is nog vroeg. Ik laat mijn spullen hier en ga weer aan het werk. Ik heb veel te doen.’ ‘Je koffie’. Ze kijkt hem verbaasd aan. ‘Die moet je dan rap opdrinken.’ Ze lacht en Edo stoot bijna de koffiemok om. Ze gaat weer zitten om de koffie op te drinken en haalt uit haar leren schoudertas een notitieboek tevoorschijn. Uit de stijve voorvakken haalt ze een setje pennen. De tas doet hem denken aan een lerarentas, maar voor ambtenaren is het vast ook goed. Ze opent het notitieboek en begint geconcentreerd een lijst af te vinken. Op een volgende bladzijde maakt ze een nieuw lijstje met een andere kleur pen. ‘Wat doe je dan precies?’ ‘Dit zijn mijn to-do lijsten. Ik plan graag.’ ‘Nai, ik bedoel: met je werk en zo.’ ‘Als er verschil is tussen het feitelijk gebruik van een benaming van een straat of woonplaats en wat er in de adressenregistratie of de woonplaatsentabel staat, moet een ambtenaar moet altijd proces verbaal opmaken. De administratie moet kloppen. Ik vind het prettig als alles loopt zoals het moet lopen. Beetje saai misschien, maar ik vind het heerlijk.’ Edo is dolblij met het geluid dat ze maakt. Al haar gepraat en geratel met haar warme vrouwenstem, dat past hier binnen. Buiten is het licht helder en zijn de lijnen recht, maar een man kan niet altijd buiten zijn. Binnen wordt hij uiteindelijk altijd onrustig, maar hij voelt dat zij dat kan oplossen. Hij peinst terwijl ze haar aantekeningen maakt. Ze is zacht en toch niet zacht. Haar stem en haar lichaam zijn vrouwelijk, maar ze praat duidelijk, in goedkeuring en afkeuring. Hij is zelf niet zo’n prater; meestal komt alles rottig zijn strot uit. Als ze weg is, gaat hij in de schuur puzzelen op de herinrichting van de ruimte. Hij denkt dat haar klus nog lastig wordt, tenminste als ze het volgens haar normen wil doen. Mensen hier hebben eigen namen voor paden en wegen, bordjes of niet. Sommige gehuchten hebben geen plaatsnaambord meer, omdat iemand ze voor de grap heeft weggehaald. De B&B waar ze had willen overnachten ligt aan een andere Noorderstraat, in een oude buurtschap die op geen enkele kaart meer staat. Het feit dat hij een B&B bordje buiten heeft hangen, maakt zijn huis nog niet tot een B&B. Hij heeft geen computer en ook geen B&B website en ze heeft geen afspraak met hem. Hij begint te neuriën.
Om vijf uur is ze terug. ‘Poehoe, er is veel werk hier. Ik heb een berg aantekeningen en veel foto’s gemaakt. De huizen liggen zo ver uit elkaar en het is hier zo stil. Ik denk dat ik de hele dag een tractor, een bus en een schaap heb gehoord. In de straat waar ik gister uit de bus stapte, leek niemand te wonen. Ik heb behalve jou nog geen mens gezien. Wat doen jullie hier om je te vermaken?’ Hij kijkt haar recht in haar gezicht aan, zonder mimiek. ‘Werken.’ Ze lijkt hier over na te denken. ‘Onderweg hier naar toe stopte de bus bijna nergens. En als de bus stopte, was het langs een weiland of langs een hoofdweg. Ik zag niemand.’ ‘Ja’ ‘In de verte kan ik een kerk zien. Is dat gebeier van de kerk van Ulrum? ‘Ik ga nooit naar de kerk.’ Ze schuift heen en weer op de rieten zitting van de stoel en tikt met haar pen op de keukentafel. Het zijn scherpe, harde tikken. ‘Zeg eens: hoe zit dat dan? Wordt de kerk gebruikt, zijn er winkels in de buurt, openbare gebouwen, scholen? Vertel.’ Het antwoord komt onmiddellijk en is precies wat ze gevraagd heeft, niet meer en niet minder. Hij rammelt in de kastjes en haalt twee kleine glaasjes te voorschijn. Van achter een gordijntje onder de gootsteen neemt hij twee Hooghoudtflessen en zet die op tafel. De bessen heeft hij speciaal voor haar gekocht. Hij schenkt zichzelf graanjenever in, slaat die achterover en neemt een tweede mee naar het aanrecht waar hij begint te koken. In het half uur dat Edo nodig heeft voor het eten, werkt Alie aan haar lijstjes. Hij is gefascineerd door haar gekleurde briefjes die hem een handleiding voor behoorlijk leven lijken. Hij hoort de pen resoluut punten doorkrassen. Een blaadje dat afgewerkt is, scheurt door de stilte en wordt in een bal in de prullenbak gegooid. Hij zet het eten op de keukentafel. Tot zijn tevredenheid grijpt ze de opscheplepel en neemt één schep van alles. Een bolletje aardappelpuree op noord, een schep groente op oost, appelmoes op zuid en een bal gehakt op west. Waar zij alles gescheiden van elkaar op het bord positioneert, prakt Edo alles door elkaar. ‘Waar kom je weg?’ ‘Zwolle.’ ‘Da’s mooi.’ Hij wil dat ze meer vertelt, maar hij weet niet hoe hij haar zo ver krijgt. ‘Moet je voor je werk lijstjes maken?’ ’Ik houd van planning en een strakke hand. Ik kan niet anders. De lijstjes zijn een belofte aan mijzelf: als ik dat doe, dan mag ik… Vul maar in.’ Ze neemt van elk kleurhoopje op haar bord een hap, met de klok mee. ‘Als je iets wilt bereiken, of het nou een baan is of een relatie, dan moet je afspraken maken en je daar aan houden. Zo bouw je. Ik maak altijd alles af.’ Ze vertelt over een boek dat ze ooit las: 10 stappen voor een beter leven. Het paste helemaal bij haar. ‘Het is een zelfhulpboek. Je bedenkt wat je doel is, maakt een stappenplan om er te komen en dat vink je af. En dan heb je wat je wilt.’ Edo heeft het gevoel dat haar krullen en sproeten de keuken lichter maken. Haar stralende gezicht verwarmt hem tot onder zijn huid. Hij maakt nooit plannen. En het enkele idee dat hij ooit heeft, verdwijnt vaker wel dan niet. Het voelt ineens als een gebrek. ‘Maar wie maakt dan dat je die dingen ook doet? En op tijd doet. Geef je jezelf straf?’ Hij wil, nee, hij móet het weten. Ze staat op en vult een glas met water. Als ze weer aan tafel zit stelt ze een wedervraag: ‘Wat doe jij dan overdag?’ ‘Ik rommel wat aan.’ Hij wijst door het keukenraam naar de verzameling schroot en ondefinieerbare rotzooi in de half open schuur. Een auto die hij uit elkaar heeft gesloopt en halverwege niet meer in elkaar wist te krijgen, ligt in de regen te roesten. Soms komt een Poolse vriend langs en dan drinken ze wodka. Hij vertelt over hoeveel hij vroeger kon drinken met zijn klasgenoten en hoe ze een keer met vijf man op een scooter in de sloot zijn beland. ‘Weet je hoeveel hersencellen er worden afgebroken als je dronken bent? Dat moet je niet doen.’ Alles wat ze opmerkt, wil hij direct aanpakken. Het is haar resolute stem die hem vangt, de toon die maakt dat hij geen kant op kan. Zó en niet anders. Heerlijk. ‘s Avonds rommelt hij wat in de schuur, maar hij kan zich niet ontspannen. Het is net alsof zijn bezigheden geen nut hebben. Hij denkt aan haar, in het bed van zijn moeder en aan haar lijstjes voor de volgende dag. Zijn gedachten zijn als papiertjes in een wervelstorm, zijn lichaam voelt als een plank van spierspanning. Dit is echt, denkt hij. Ze moet blijven om hem te vertellen hoe het verder moet.
Voor het eerst in jaren dekt Edo de tafel voor het ontbijt. Nadat Alie heeft gegeten, trekt ze een blaadje uit haar tas. ‘Ik had bij de reservering gevraagd om ontbijt met wit brood, omdat mijn maag niet tegen volkoren kan. Je begrijpt dat ik een bedrag van de rekening zal moeten aftrekken.’ Ze vouwt het briefje open met een berekening: een bedrag voor de overnachting, btw, ontbijt en toeristenbelasting. Ze vinkt alles af en dan streept ze de toeslag voor het ontbijt door. Hij knikt tevreden. ‘Als je vindt dat er meer straf op moet staan, sta ik daar ook voor open.’ ‘Nee’, zegt ze en loopt de lijst nog een keer na. ’Nee.’ Edo glimt bij haar zakelijke opstelling. Na het ontbijt zwaait ze haar rugzak om en voegt hem toe: ’Ik zou de slaapkamer stoffen, misschien een raam open zetten. Ik ben om vier uur terug.’ Als ze de deur uitloopt, schiet een scherpe pijn in zijn maag. Hij wil niet dat ze weggaat. Snel doet hij zijn schoenen aan en roept vanuit de deuropening: ‘Moet ‘k meelopen?’ Ze draait zich om en kijkt vragend. ‘Ik ken de buurt’. Hij haalt bestudeerd nonchalant zijn schouders op. ‘Paden lopen anders dan je denkt. Honden, en zo.’ Zij weigert in één niet mis te verstaan woord. Hij wacht even, tot ze de asfaltweg op is en loopt dan achter haar aan. In het midden van de weg kijkt hij haar golvende loop na. Links en rechts van de weg liggen omgeploegde akkers, waar de grijze klei glanst met olieblauwe strepen. Hij wacht tot ze bijna uit zicht is en loopt dan achter haar aan, in de modderige berm. Hij wil niet dat ze hem ziet en hoopt tegelijkertijd dat ze hem zal vertellen dat hij dit niet mag, vervolgens wat hij wel moet doen en welke beloning hij dan krijgt. Hij krijgt het er warm van. Dit is leven! Hoe gaat hij haar duidelijk maken dat hij haar geweldig vindt? Hoe zorgt hij dat ze blijft? Op de kruising kijkt hij alle zichtlijnen af voordat hij besluit terug te gaan. Hij gaat zijn eigen lijstje maken en afvinken. Voor haar.
Wanneer ze terug is, aan het einde van de dag, zegt ze dat ze het koud vindt in de keuken. Hij gooit een extra blok hout in de allesbrander. Als het blok niet goed ligt, tikt hij dat met zijn blote handen recht. Ze wijst op de pook naast de kachel, die daarvoor is. Hij heeft gestoft en de ramen open gehad. In de middag heeft hij alle flessen sterke drank door de gootsteen gespoeld. Hij heeft het betegelde halletje geboend met chloor. De modderpoel bij de voordeur is met grind gevuld en hij heeft wit brood gehaald. Met een glimlach zet hij het eten op tafel. Ze vertelt over oplossingen voor de dubbele straatnamen, haar voorbereide raadsvoorstellen en hoe de economische manier van praten van de Groninger haar bevalt. De heldere lucht, de strakke wegen, ze had wel dagenlang hier willen lopen. Hij luistert tevreden en wanneer ze klaar is, geeft hij zijn voorbereidde speech. ‘Alie, dit huis is veel te groot, ik weet niet wat ik er mee moet. Als niet iemand mij vertelt wat ik moet doen, gebeurt er niks. Zoals jij alles ordent en dingen voor elkaar krijgt. Ik vind het geweldig. Ik vind jou geweldig. Alie.’ Hij draait zich weer om naar het aanrecht. Zo, hij heeft het gezegd. Ze glimlacht breed en vinkt een lijst af en gooit de prop papier in de prullenbak. Ze accepteert een glaasje sap en vertelt in detail over haar dag. Na het avondeten complimenteert ze hem met het eten en kondigt aan dat ze morgenochtend om acht uur vertrekt. Vertrek? Edo piekert er de rest van de avond over. Hij heeft van de tien dingen op zijn lijst er al acht gedaan. Hij heeft het gevoel dat hij aan het bouwen is, dichter bij haar komt. Hij heeft zelfs een speech gehouden en gezegd wat hij van haar vindt. Maar als ze naar bed gaat, weet hij nog steeds niet of hij genoeg heeft gedaan. Ze trekt de slaapkamerdeur achter zich dicht. Uit de prullenmand in de keuken vist hij haar prop papier. Hij leest haar afgedankte lijst met de vinger langs elke regel en denkt er lang over na, maar het helpt niet. Haar leren schoudertas hangt aan een keukenstoel. Hij haalt het notitieboek er uit en bladert elke bladzijde door. Er staat niets over hem. Wat als hij er stiekem iets op schrijft? Misschien is het net zoals haar basisregistratie; wat er op papier staat is waar. Hij leest het lijstje dat ze voor de volgende dag gemaakt heeft en voegt er een punt aan toe. Hij stopt het notitieboekje zorgvuldig op dezelfde plek terug.
Na het ontbijt, pakt ze haar tas en bladert in het notitieboek. Hij ruimt de tafel af, schuift kopjes op het aanrecht heen en weer. Alles om maar niet te kijken. ‘Ik heb het geld gepast’, zegt ze en ze legt briefgeld op tafel. Hij snapt het niet. Hoe kan ze nu gaan? Hij heeft alles van zijn lijstje afgevinkt. Zijn maag is een klomp ijs. Hij knippert met zijn ogen, balt zijn vuisten in zijn spijkerbroek. Hij zet een pas naar achteren en gaat in de keukendeuropening staan. Met een rood gezicht sputtert hij: ‘Maar wat WIL je dan?’ Hij is onduidelijk, dat weet hij, maar ze mag niet weg. ‘Is mijn lijst niet goed, deed IK het niet goed?’ Bij de laatste zin balanceert hij op de bal van zijn voet. Ze fronst. ‘Wat ík wil?’ Hij haalt zijn lijstje met tien actiepunten van gisteren uit zijn zak tevoorschijn, mét de vinkjes en de doorgestreepte actiepunten in zijn ongeoefende handschrift. Hij duwt het papier in haar handen. Alie leest staand bij de tafel, ze leest het blaadje van boven tot onder en weer terug. Het is een lijst van alles wat hij heeft gedaan om het haar naar de zin te maken, alle suggesties voor eten en schoonmaak die ze heeft gedaan. Pas als ze het helemaal in zich heeft opgenomen, zegt ze: ‘Dit is jouw lijst, maar er staat geen doel bij. Er staat niet wat je wilt bereiken.’ Edo probeert kalm te blijven terwijl hij panisch nadenkt. Hij wiegt stevig heen en weer op zijn voeten. Luider dan hij wil, zegt hij: ‘Ik wil dat je blijft. En mij vertelt wat ik moet doen.’ Hij stoot uit: ’Dát.’ Haar hoofd houdt ze schuin. ‘Dát, “jou vertellen wat je moet doen”, dat staat niet op mijn lijst.’ Het is hem gelukt om stil te blijven staan. Nu schieten zijn ogen naar alle kanten. ’Nee.’ Dat is waar. Zijn andere wens, heeft hij pas gister aan haar lijst toegevoegd. Met moeite sleurt hij zijn ogen naar haar gezicht en kijkt haar aan. Ze zegt: ’Op mijn lijstje staat sinds vanochtend ‘Verliefd worden op een Groninger.’ Ze glimlacht zo onverwacht, dat Edo’s lichaam schokt. Ze pint hem met haar ogen vast en lijkt iets van hem te willen. Ze vervolgt: ‘Dus mijn lijst is nog niet af.’ Hij klemt zijn lippen op elkaar. Hij wil dat ze zegt dat ze altijd haar lijstjes afmaakt. Dat ze zijn leven komt ordenen. Hij wil slikken, maar de slok blijft halverwege steken. De verwachting is verstikkend. Zeg het, denkt hij, zeg het. ‘Ok’, zegt ze. Hij ademt diep in en staat stijf bij de keukentafel. Hij gooit er uit: ‘En je moet ook zeggen wat er gebeurt als ik het niet goed doe’. Haar glimlach breekt open tot een grijns. ‘Heb je daar ook een lijstje van? Wacht, daar zal ik een lijstje voor maken.’ Ze gaat weer zitten. ‘Koffie.’ Haar stem vult de keuken. ‘Nu.’ De adem waarvan hij niet wist dat hij die inhield, ontsnapt hem. Eindelijk.
|
|