Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2005  Joost Nillissen  Beoordeling BSN

Een kist voor Amos Warburg - Joost Nillissen

De inboedelscheiding was vlot maar zwijgend verlopen. Drie maanden geleden nam Miriam afscheid met een handkus door het open raam van haar auto.
'Waarom?' vroeg hij.
'Ik houd niet meer van je.' Toen reed ze in een stofwolk van het erf af. Op weg naar een nieuw leven in een nieuwe flat in Tel Aviv. Nu leeft Peter Antonius alleen in het stilgevallen huis. De telefoon rinkelt nog maar zelden en zijn vrienden zijn als herfstbladeren uit zijn leven weggewaaid. Buiten zet hij de irrigatie aan en loopt over het zandpad langs de anjervelden naar de rand van het eucalyptusbos. Er is een buis gesprongen en het water spuit in een sierlijke boog over het pad. Hij knielt in de modderige grond om het lek met een verbindingstukje te repareren. Vanuit een naburig Arabisch dorp galmt vanaf de minaret de stem van de muezzin. Het schelle geluid waarmee hij de Moslims tot gebed maant, rolt versterkt door een luidspreker over de lege akkers en verdiept de stilte om hem heen. Hij heeft al weken niemand meer gezien. Zijn dochter in Amsterdam lijkt hem te ontwijken, ze is nooit meer online en als hij belt, is ze niet thuis. Zijn zoon zit in Zuid Afrika en kweekt olijfbomen. De anjers ontwikkelen mooie, ferme knoppen, zonder luis. Geen verkleuringen onder de bladeren. Moeder zou trots op hem geweest zijn. Hij veegt zijn met aarde besmeurde handen af aan zijn broek en recht zijn rug. Aan de andere kant van het veld staat de roestige tractor, waar al jaren geen beweging meer in is te krijgen. Er steekt een wind op en aan de horizon verheffen zich witte stapelwolken als uitgedoste kroonprinsen. Hij keert terug naar huis. Op de veranda staat de schommelbank die hij voor Miriam had getimmerd. Hij bladert in de Hebreeuwse Gouden Gids en zoekt een nummer.

Na de lunch werkt hij in zijn atelier verder aan de twee laatste stoelen van een grote order. Daarna zou hij weer zonder werk zitten. Hij schrikt op van het irritante deuntje van zijn mobiel. Het was Gideon, de enige vriend met wie hij nog wel eens een biertje dronk. Altijd ergens aan het strand en nooit bij Gideon thuis, want zelfs de vriendschap met Gideons vrouw Sarit is verwelkt.
'Amos is gisteravond overleden,' zegt Gideon.
'Amos?'
'Sarits vader, Amos Warburg.'
'Ja, dat weet ik. Dat spijt mij. Gecondoleerd.'
'Ik heb een vraag. Zou jij de doodskist willen timmeren?'
Peter Antonius zwijgt verbaasd. Amos Warburg was een onverbiddelijk communist, een mensenschuwe journalist die voor tal van buitenlandse kranten over de politieke ontwikkelingen in het Midden Oosten schreef. Peter Antonius kwam hem alleen maar tegen op de verjaardagen van zijn dochter Sarit, waar hij dan onwennig in een hoek van de kamer stond te roken, de gasten observeerde en wachtte tot hij weer naar huis kon.
'…Waarom?'
'Zijn laatste wens was een niet-religieuze begrafenis. Geen rabbijnen, geen inmenging van joodse instanties of begrafenisondernemers. Geen enkele religieuze poespas.'
'Maar waar wilde hij dan begraven worden?'
'In een kibboets. Daar regelen de leden hun eigen begrafenissen, zonder inmenging van de rabbijnen en de religieuze bureaucratie. Een paar oude kameraden lieten hem een mooi plekje op hun begraafplaats uitzoeken.'
Gideon zwijgt even.
'Sarit vraagt ook of je een schilderijtje wilt maken voor op de kist.'
Geroerd door hun verzoek stemt hij toe. De stoelen zet hij aan de kant en begint meteen een aantal planken op maat te zagen. Gideons schoonvader wist al geruime tijd dat de kanker niet meer te stuiten was. Samen met zijn huisarts had hij berekend hoeveel maanden hij nog te leven had. Daarna deed hij iets ongebruikelijks. Hij belde zijn dochter. Sarit was veertien toen haar moeder overleed en Amos was dit verlies nooit te boven gekomen. Hij raakte verstrikt in zijn verdriet en sloot zich nog meer van zijn omgeving af. De band met zijn dochter verkilde als een leegstaand huis waar in geen van de vertrekken nog genegenheid te vinden was. Vijfentwintig jaar lang leefden vader en dochter in een wintertij van misverstand en onbegrip. Amos nodigde zijn dochter uit voor een gesprek, dat moeizaam verliep. Beiden beseften dat er nog maar weinig tijd restte voor het verwerken van het leed, dat zich door de jaren heen als kruiend ijs tussen hen had opgehoopt. Zoveel was ongezegd gebleven, zoveel vragen onbeantwoord en zoveel gevoelens onaangeroerd, dat ze besloten voortaan één keer in de week bij elkaar te komen. Acht maanden lang zaten ze iedere donderdagochtend tussen zijn geliefde planten en struiken en met Max, zijn teckel, op schoot, op het dakterras van de kleine woning waar zij was geboren en getogen en spraken over de vijfentwintig verloren jaren.
Peter Antonius probeert zich te concentreren op het maken van de kist, maar als ongedurige vlinders fladderen er onsamenhangende gedachten door zijn hoofd. Wat voor schilderijtje past er nu op een doodskist? Had hij de irrigatie dichtgedraaid? Moet hij in therapie? Hij schuurt de planken zorgvuldig met de hand, want de schuurmachine is kapot.
Hij wordt opnieuw door het gerinkel van zijn mobiel opgeschrikt. Het is Gideon die de maten van de kist wil doorgeven: 200 x 55 x 40 cm. Dat heeft Peter Antonius zelf ook al bedacht.
'Hoe gaat het?' vraagt hij.
'Het is bijna onbegonnen werk. In dit Heilige Land hebben onze orthodoxe joden een monopolie op de dood. Zodra je hun diensten weigert, ben je volledig op jezelf aangewezen. De begrafenis moet als het ware opnieuw uitgevonden worden. Er zijn geen doodskisten, geen lijkwagens en geen begrafenisondernemers, er zijn zelfs geen begraafplaatsen waar een seculiere uitvaart gehouden zou kunnen worden.'
'Was dat zo belangrijk voor hem?' vraagt Peter Antonius.
'Een van de laatste betalende leden van de communistische partij! Wie is er nou nog lid van zo een achterhaalde organisatie, die allang ter ziele is? Maar ja, Sarit vindt het belangrijk dat aan zijn laatste wensen gehoor wordt gegeven.'
Peter Antonius heeft nog nooit een doodskist getimmerd en hij zorgt ervoor dat alles degelijk vastgeschroefd zit. De kist is sneller klaar dan hij verwacht en begint meteen op een houten paneel met acrylverf een banaal tafereeltje te schilderen. Hij kiest voor een verwelkte roos op een grauwe tegelvloer.
Tegen de avond belt Gideon opnieuw en vraagt of de kist al klaar is. Hij klinkt nerveus en gejaagd.
'Ik zit in tijdnood. We moeten Amos morgen al begraven, dat is de wet. En het ziekenhuis kan hem ook niet langer meer hebben. Ik moet het vervoer nog regelen.'
'Nou, de kist is klaar. En het schilderijtje is ook zo droog.'
'Hoe breed is die kist? In de kibboets zeggen ze dat de grafkuil niet breder wordt gegraven dan 45 cm. Dat is standaard.'
'Dat bestaat niet, dat is veel te smal.'
'Hoe breed zijn de schouders van een man eigenlijk?' vraagt Gideon.
'Geen idee… Wacht, ik ga wel even in die kist liggen. Kijken of ik erin pas.' Hij klimt op de werktafel en gaat voorzichtig in de kist liggen.
'Ik lig hier met ingetrokken schouders, Gideon, ik heb nauwelijks ruimte voor mijn mobiel. En van binnen is de kist 55 cm.' Hij hoort zijn vriend zuchten.
'Die grafkuil moet breder, man. Niets aan te doen.'
'Ik neem het wel weer op met de kibboets,' antwoordt Gideon gelaten.
Peter Antonius blijft liggen. Er glijdt een loodzware vermoeidheid over hem heen en hij wenst dat iemand de deksel over de kist zou schuiven. Hij is vergeten de irrigatie dicht te draaien. De anjers moeten geplukt worden. Hij moet in therapie, maar kan zich dat niet veroorloven. Zijn ex heeft een vriend, een succesvolle advocaat met stijl en geld. Een villa in een dure wijk. Haim Calderon leidt een advocatenteam dat een van corruptie beschuldigde politicus verdedigt. 'Wat zie je in die vent, Miriam?' Peter Antonius sluit zijn ogen en ziet een kudde wildebeesten door zijn hoofd razen. Hij snuift de geur van het verse hout en voelt met zijn vingertoppen de grenzen van zijn bestaan op de wanden van de kist. Het beeld van Haim Calderon doemt weer op en hij sterft bijna van jaloezie. Hij moet de irrigatie dichtdraaien. Zijn dochter bellen. Orde scheppen in de chaos. Rekeningen betalen. In therapie. Met moeite krabbelt hij overeind uit de kist en loopt met zijn mobiel naar de schommelbank op de veranda. Hij belt het nummer in de Gouden Gids.
'Wat kan ik voor u doen? vraagt een vriendelijke vrouwenstem.
'Ik heb hulp nodig.' zegt hij. 'Ik denk dat ik hulp nodig heb.' Ze maken een afspraak voor de volgende week. Daarna belt hij Miriam.
'Ik ga in therapie.'
'Dat is goed,' zegt ze, maar meer ook niet en hij hangt op.

Die avond zit hij met Sarit op het dakterras van haar vader en zij kijken uit over Tel Aviv en de Middellandse Zee. Miljoenen lichtjes onder miljoenen sterren.
Hij drinkt bier en op tafel staat naast een oude transistorradio een schaaltje met koekjes.
'Die heb ik gisteren nog voor mijn vader gebakken. Hij beweerde dat ze koortswerend werkten. Maar deze heeft hij niet meer geproefd. Ik kwam te laat.' Sarit laat haar blik over de daken van de stad liet dolen.
'Hebben al die gesprekken met je vader geholpen, Sarit?' vraagt hij. 'Ben je met hem in het reine gekomen?' Zij haalt haar schouders op.
'Ach, we hebben goed afscheid genomen, daar ben ik blij om. Maar woede en verdriet… dat zijn twee emoties die ik niet tegelijk aankan. Ik ben beurtelings boos en triest…Hij was echt een lieve vader toen ik jong was…maar zijn verdriet was zo allesomvattend, dat ik mij jarenlang een weeskind heb gevoeld. Die vijfentwintig jaar van kilte en afstand… die zal ik altijd met mij meedragen.'
Peter Antonius neemt een slok bier. Woede en verdriet… Dat zijn bij hem ook de emoties die hem gek maken. Soms haat hij Miriam met dezelfde passie waarmee hij haar heeft liefgehad. Sarit laat hem haar meisjeskamer zien. Max verliest haar geen moment uit het oog en volgt haar op de voet. In een zijkamer ziet hij het vissenblauwe licht van een computerscherm. Langs alle wanden liggen kranten tot aan het plafond opgestapeld.
'Dit was zijn archief. Hij bewaarde de kranten een half jaar en iedere week gooide hij de oudste van zes maanden geleden weg.' Naast de computer staat een draagbare radio. Ook in het kleine keukentje op de koelkast heeft hij een radio gezien en zelfs in de badkamer staat er een.
'Al die radio's stonden altijd aan en iedere radio was op een ander station afgestemd. Nieuwskanalen uit binnen- en buitenland en klassieke muziek.'
In de huiskamer gaan alle wanden schuil achter boekenkasten, behalve één, waartegen vele honderden cassettebandjes opgestapeld liggen.
'Allemaal klassieke muziek, van de radio opgenomen.' Sarit kijkt de kamer rond en heft haar armen.
'Kranten, boeken en muziek. Planten en dieren,' zegt ze dof. 'Alleen met mensen had hij moeite.'
Een ouderwetse zwarte telefoon rinkelt op een mahoniehouten bijzettafeltje waaronder op een plankje een aantal spuitbussen staat. Een genadeloze verzameling van verdelgingsmiddelen tegen spint en luis, vliegen, kakkerlakken, muggen en mieren, onkruid en schimmel.
Gideon klinkt vermoeid aan de telefoon.
'Hoe breed is die kist nu precies? Aan de buitenkant?'
'Zevenenzestig centimeter. Ik heb er nog handvatten aan geschroefd, anders is die kist niet te tillen.'
'Fuck.' Het is even stil aan de lijn. 'Nou, ik zal die kibboets wel weer bellen. Morgenvroeg.' Peter Antonius voelt dat zijn vriend ten einde raad is. Hij voegt zich weer bij Sarit op het dakterras.
'Ik waardeer het heel erg, dat je die kist hebt willen maken,' zegt ze. 'Dat zal wel niet gemakkelijk geweest zijn.'
Het is kouder geworden en zij slaat een plaid om zich heen. Ze zijn uitgepraat.

De volgende middag rijdt hij de parkeerplaats van de kibboets op en ziet onder een wilde vijgenboom zijn kist op de open laadbak van een grijze Nissan Winner. Over de kist is een rood laken gespreid. Ook zijn geschilderde roos is toegedekt. Rond de auto drentelt een oudere man, die met een duimstok de maten van de kist opneemt. Hij stelt zich voor.
'Want denkt u,' vraagt hij, 'past hij in de kuil?'
'Die handvatten moeten eraf.'
'Past hij dan wel?'
'Misschien.'
De man trekt een antieke schroevendraaier uit zijn broekzak en begint de handvatten te verwijderen. Peter Antonius haalt een oplaadbare schroevendraaier uit zijn auto en even later staan ze aan weerszijden van de kist in de schaduw van de vijgenboom de schroeven los te draaien. Ze worden vol onbegrip aangestaard door een aanhoudende stroom van bezoekers die langs trekt op weg naar de eetzaal, vanwaar de begrafenisstoet zal vertrekken.
De kleine begraafplaats ligt intiem in de schaduw van hoge eucalyptusbomen. Gideon heeft een draagbare stereo-installatie meegebracht en daaruit golft het Requiem van Mozart. Ook een van Amos' laatste wensen.
'Gaat Sarit nog iets zeggen?' vraagt hij Gideon.
'Ja, ze wil haar vader nog een keer toespreken. Maar ze heeft nog steeds niet besloten of ze iets moet zeggen over die lange tijd dat hij in zijn eigen verdriet opgesloten zat en geen aandacht had voor het verdriet van zijn dochter. Er is nog steeds veel woede. En dat wil ze zeggen.'
Peter Antonius houdt zijn kist nauwkeurig in de gaten wanneer uit de schaduw vier Thaise gastarbeiders tevoorschijn komen die de kist schijnbaar moeiteloos uit de laadbak tillen om op de balken boven het graf plaatsen.
'Ik heb het haar afgeraden,' vervolgt Gideon.
De aanwezigen drommen samen rond het graf. Miriam is er ook, ze draagt een nieuw mantelpakje, flessengroen met zwarte biezen. Een oude vrouw, leunend op een stok, spreekt als eerste.
'Amos Warburg, niemand heeft je ooit echt gekend.' Het klinkt als een beschuldiging. Daarna draagt zij in accentloos Duits een gedicht van Heinrich Heine voor.
Sarit spreekt als laatste. Met een diepe frons kijkt ze naar het blad papier alsof ze de tekst voor het eerst onder ogen heeft. Haar handen trillen, ze lijkt haar krachten te verzamelen en wanneer ze spreekt, is haar stem duidelijk en helder.
'Ik zal nooit vergeten, Abba, hoe je mij vroeger wakker maakte met een kop thee, altijd veel te zoet, en hoe je mij over mijn haar streelde. 'Het is tijd, meisje', zei je dan. Ik zal nooit vergeten hoe je iedere dag weer nieuwe, creatieve sandwiches voor mij maakte; die de jaloezie van mijn vriendinnen opwekten.' Sarit staat in haar zwarte jurk aan het graf, teer en breekbaar als een porseleinen Madonnabeeld. Dan laat ze haar armen langs haar lichaam vallen. In een gebalde vuist drukt ze het papier tegen haar dij. Ze kijkt naar de kist van haar vader met een gespannen gezicht, alsof ze met haar gedachten worstelt, net zoals ze tegen de tranen vecht die in haar ogen opwellen. Ze is nog niet uitgesproken. Gideon legt een arm om haar schouders, maar die schudt ze met een ongeduldig gebaar van zich af. Sarit lijkt zich met haar vader afgezonderd te hebben. Tenslotte zegt ze, bijna fluisterend:
'Ik wil dat je weet, Abba, dat mijn koekjes heel speciale koekjes waren. Al mijn liefde investeerde ik in die koekjes en al mijn wilskracht. Om je te behouden, maar gisteren is mij dat niet gelukt.' Sarit kijkt strak naar de kist. Ze is zich niet van de aanwezigen bewust. Nu zakt haar stem nog meer, zodat alleen Peter Antonius en Gideon kunnen horen wat ze zegt.
'En de pijn.., die is nu weer terug.'
Sarit doet een stap naar achteren en de mensen rond het graf buigen het hoofd. Alleen Peter Antonius en Miriam kijken naar elkaar. Ze geeft hem een blik van herkenning, het aarzelend begin van een glimlach misschien, maar hij wendt zijn hoofd af en kijkt over de vallei naar Tul Karem, het moordenaarsnest van waaruit de laatste tijd zoveel terroristen naar de grote steden vertrokken om zich te midden van een menigte op te blazen. Het Arabische dorp ligt er nu in de late middagzon vredig en zelfs uitnodigend bij. Langs het hoge hek van prikkeldraad rijdt een jeep met blauw zwaailicht. Twee soldaten zitten met hun wapens achterin en kijken verveeld in de richting van de begrafenis die nu bijna ten einde is.
Gideon knikt naar een van de Thaise mannen om aan te geven dat de kist nu de grafkuil in kan. Twee van hen tillen de kist met draagbanden omhoog, terwijl twee anderen de balken wegtrekken.

De oude man die hij eerder heeft geholpen met het verwijderen van de handvatten van Amos' kist staat nu bij de poort van de kibboets. Hij draagt een karabijn slordig over zijn schouder en schuift het metalen hek voor hem open. Op het kruispunt beneden aan de heuvel staan drie militaire jeeps en een tank. Blauwe zwaailichten zwiepen her en der in het beangstigend niemandsland, de donkere velden die Tul Karem van de rest van het land scheiden. Er zijn vast weer waarschuwingen voor op handen zijnde terroristische activiteiten van de Palestijnen. De zon is onder, maar de lucht is behangen met exotische kleuren, wolkenflarden in lichtgeel, oranje, bleekgroen. Naar het oosten toe neigt de hemel naar het donkerblauw van petroleum, waartegen de heuvels zich zwart aftekenen. In de vallende avond schitteren hier en daar de lichtjes van dorpen en nederzettingen en boven al die duisternis hangt als een Chinese lampion aan een onzichtbare draad de ronde, gele maan. Er vormt zich een donker, maar toch kleurrijk schilderij in zijn hoofd en hij probeert de beelden in zijn geheugen te griffen. Langs de kustweg staat een rij palmbomen waarvan de lange, stekelige bladeren een ragfijn kantwerk vormen. Hij schuift een cassette in het tape deck en herkent meteen een aria uit Rigoletto. Luidkeels zingt hij mee, terwijl zijn lichaam volstroomt met energie en in zijn hoofd het nieuwe schilderij vormen aanneemt. In de verte langs de weg ziet hij een auto met knipperende achterlichten. Een vrouw staat te liften. Hij mindert vaart en parkeert zijn auto achter die van haar.
'Problemen?' vraagt hij
'De motor sloeg ineens af. Alle rode lichtjes op het dashboard begonnen te knipperen. Ik begrijp er niets van.'
'Zal ik eens kijken?'
Hij doet de motorkap open en draait de dop van de radiator af. Er golft dikke groene smurrie naar buiten. Dat had hij zelf ook al eens gehad, te weinig water in de radiator en olie en water hadden zich in het koelingsysteem vermengd.
'Ik denk dat je motor naar de knoppen is. Dat wordt slepen, vrees ik.'
'Oh, shit! Shit, shit, shit!' Ze bonst met haar vuist op het dak van haar auto. Ze kijkt hem vertwijfeld aan. 'Daar heb ik helemaal geen tijd voor. Ik heb een kunstgalerie en' – ze kijkt op haar horloge – 'over twee uur heb ik een opening van een tentoonstelling. Tientallen genodigden, waaronder de burgemeester.' Ze bijt op haar onderlip en kijkt om zich heen alsof de nacht haar ieder moment een oplossing zal aanbieden. Peter Antonius schat haar een jaar of veertig, ze heeft wild krullend rood haar, dat als een kampvuur over haar schouders danst. Een blanke huid met onwaarschijnlijk lichte ogen. Ze draagt een kort suède jack met daaronder een strak groen truitje. Een wijde rok met bloemenmotief.
'We moeten je auto daar op de parkeerplaats van dat wegrestaurant duwen, anders vind je hem morgen niet meer terug. En dan kan ik je wel een lift geven. Waar moet je naar toe?'
'Echt waar? Dat is lief van je.' Ze klinkt opgelucht en ze glimlacht breed. Prachtige tanden.
Ze duwen haar wagen naar de parkeerplaats. Hijgend van de inspanning staan ze elkaar even aan te kijken.
'Ik ben Dorothea,' zegt zij en steekt een hand uit.
'Peter Antonius.' Haar handdruk is ferm en droog. Ze kijkt hem verbaasd aan.
'Je went er wel aan. Peter Antonius is de naam die mijn moeder mij gaf.'
'Je moeder? Niet je ouders?'
'Mijn moeder.'
'Oké.'
Dorothea stapt in en ze rijden naar Tel Aviv.
'Mag ik roken?'
'Als je mij er ook een geeft.'
De auto vult zich met rook en Peter Antonius begint zich op zijn gemak te voelen. Hij draait het raampje open en een koele zeewind stuift naar binnen. Hij zakt onderuit achter het stuur en voelt zich fantastisch. Dorothea is lief en mooi, intelligent, interessant. Ze heeft een slank, bijna spannend figuur waar hij steeds steelse blikken op werpt. In de half uur durende rit naar Tel Aviv wisselen zij in een razend tempo hun verleden aan elkaar uit, alsof ze bang zijn dat de tijd ontoereikend zou blijken. Dat ze elkaar uit het oog zouden verliezen en de gemiste kans voor eeuwig zouden betreuren.
'Wat doe jij voor werk?' vraagt ze.
'Anjerteler, maar gisteren timmerde ik een doodskist. Mijn eerste. Waarschijnlijk ook mijn laatste.'
'O…'
'Ik kom net van de begrafenis. Mijn ex was er ook.'
Dorothea vertelt dat ze een lelijke scheiding achter de rug heeft.
'Ik ook.'
'Ik heb twee kinderen.'
'Ik ook.'
'Mijn ex is een klootzak.'
Peter Antonius zwijgt.
'Jij bent er nog niet over heen,' stelt Dorothea vast. Hij voelt haar blik op zijn wang.
'Ik was er niet zeker van of de kist wel in de grafkuil zou passen.' Hij kijkt haar aan en ziet haar grimmige gezichtje, verzacht door een ironische glimlach.
'Het is allemaal nog erg vers,' zegt ze en legt even haar hand op zijn dij, maar trekt hem ook meteen weer terug. Ze zuigt aan haar sigaret. 'En die kist, paste die?'
'Ja. Die gleed moeiteloos omlaag.'
'Zie je wel, alles komt goed. Geef het tijd.' 'Weet ik.'

Een kist voor Amos Warburg © Joost Nillissen

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2005  Joost Nillissen  Beoordeling BSN