Homepage  Poëziewedstrijd  Poëziewedstrijd 2008  Jos WIntels  Beoordeling Lingenbergh

Gedichten - Jos Wintels

Sonnet

Nee, dit wordt geen sonnet om van te smullen
of een, dat ook maar iets van eetlust wekt,
want van hetgeen zich hier allengs voltrekt
kon dit papier van schaamte wel gaan krullen
Gehinderd niet door enig zelfrespect
ga ik het blad met lege hulzen vullen.
Op veertien lijnen vallen veertien prullen,
- en nog wel dieper ook, dat blijkt direct –
Vandaag wil ik me enkel maar gaan binden
aan smakeloze woorden, holle taal, -
vandaag zijn zij en ik gelijkgezinden,
drie verzen moet ik nu nog zien te vinden,
nog twee, nog een, dan wacht het zooitje in de
papierversnipperaar een warm onthaal



Parkeergarage

De auto na lang zoeken geparkeerd
in een der ondergrondse stapelstallen
waar onophoudelijk portieren knallen
en zenuwachtig wordt geclaxonneerd
Waar hartslag botst op blinde bunkerwanden
waar tijd door zijn betonnen bochten snijdt
en tufs en turbo’s in de wielen rijdt
en heel de stalen stoet doet knarsetanden
Wat aarzelend trek ik de handrem aan
- beducht nog voor de stoere stadse taal – en
bewuster van mijn rusteloos bestaan,
zal ik het ondergaan, dit krijgsgezang
in het gedrang der duizend gaspedalen
in dit onmetelijk, benauwd gevang



Kauwen rond Sint Nicolaastoren

Kwart over elf –
kauwen klauwen blinkende wijzers –
tijd dodend –
traag deinen dofzwarte doodskoppen
op de zware gang der doodsklokken
Twaalf uur –
dichtslaande wijzers
als een klappende schaar -
opschrikkende kauwen –
hoog boven de gekeerde
verkleumde stoet
houden zij hun dodendans
- rouwkrans rond de torenspits –
kageroep –
ontelbare salvo’s kletteren van
glinsterende leien daken
Een voor een
gaan dan de kauwen heen
en tekenen een donker
rafelig rouwlint
aan de winterhemel -
terwijl het Angelus begint



De Vuilnismannen

De mannen in hun blauw-oranje pakken
ze pakken onze bakken bij hun nekken
waarna ze bruut hun bekken opentrekken
en, wat daar huist aan vuil, bederf en prakken
in gulzige zwartstalen muilen kwakken

Ze mokken als de buurt hen wil verlakken
met illegaal gestorte ongemakken –
dan zal het volk de harde hand ontdekken
die op de deksels der naïeve gekken
meedogenloos zijn rode kaart komt plakken –
zo zetten zij de onverlaat te kakken :
de mannen in hun blauw-oranje pakken –
zij laten hun beroepseer niet bevlekken,
de sjouwers, die naar frisse adem snakken
( de straat naar anonieme vuilniszakken )
de kerels die zo vaak van kou verrekken
maar desondanks slechts weinig meelij wekken

Ze donderen de tonnen op hun plekken
de mannen, die daarna weer snel vertrekken
begeleid soms door wat haastige gesprekken
de mannen in hun felgekleurde pakken
de mannen van de holderbolderbakken
die, kris-kras nu, zich over straat uitstrekken

Gedichten © Jos Wintels

Homepage  Poëziewedstrijd  Poëziewedstrijd 2008  Jos WIntels  Beoordeling Lingenbergh