Fleur
de dorre wintertuin geeft zijn geheimen nog niet prijs maar in de koude grond woeden geboorteweeën en grijs en grauw ontluiken nu al gauw tot felle kleuren
er groeit een bloem ook in haar schoot die in de zomer pas tot eigen bloei zal komen
nu nog niet zichtbaar en in de knop geborgen het nieuwe leven
stormachtige liefde
er hangt iets tegenstrijdigs in de lucht ik heb je lief maar soms kan ik je haten
met koele blikken boze donderbuien met woorden die als bliksemschichten kunnen raken met hardop zwijgen als de stilte voor de storm en wilde woede over lang gedane zaken begraven grieven duiken op en steken onder water komen boven drijven
want ik ben ik en jij bent jij
en dat zal altijd wel zo blijven maar als ons stormen stil wordt en voorbij en wij weer lachen naar elkaar
zijn wij weer wij
stille rondgang
door de stille straten van niet gezegde woorden gingen wij over de weidse pleinen van het zachte zwijgen de smalle stegen van het niet begrijpen de trage grachten met de diepe gronden
en onze monden vonden niet de woorden om ons een brug te slaan
wij lieten los van ons verhaal zo daalden we de trappen af elk in zijn eigen taal
deze dag een gedicht
vandaag is de dag een hermetisch gedicht de verre verte gesluierd met zilveren regen geen tip van de sluier is opgelicht wisselende wolkfiguren in klaarspiegelend water vertellen van een bescheiden zonnedebuut waar kantlijnen wuivend fluitenkruid sporen van lichtende letters omranden
witregels van wegen en dijken maken het lezen licht de wazige lijn van de horizon staat gegrift in de spiegel van dit gedicht
|