Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2009  Maja Vlaming  Beoordeling Klappers

Outback liefde - Maja Vlaming

Ik heb het gezegd. Eerst heb ik gewacht tot we aan de andere kant van de wereld waren. Ik dacht dat de droomreis hem gunstig zou stemmen. Het tegendeel was waar. De verzengende hitte, de ontelbare vliegen en het dorre landschap dat zich altijd en eeuwig voor ons uitstrekte, maakten hem lichtgeraakt.

Toen ik het hoge woord eruit had trapte hij vloekend op de rem. De motor sloeg af.
Minutenlang zitten we nu in beklemmende stilte. Ik durf nauwelijks adem te halen. Langzaam wordt de auto kokend heet, maar ik verroer me niet. Ik hoor hem snel ademhalen. Druppeltjes zweet parelen op zijn voorhoofd. Hij kijkt strak voor zich uit. Normaal schreeuwt hij als hij boos is en ik schreeuw terug. Als we dat zat zijn, hebben we sex.
Eindelijk opent hij zijn mond om iets te zeggen. 'Stap uit,' zegt hij ijskoud.
Ik doe het. Ik doe alles om het goed te maken. Het is buiten minder heet dan binnen. Achter mij ploft er iets in het zand van de dirtroad. Als ik me omdraai en zie dat het mijn koffer is, start hij de motor. Angst grijpt me bij de keel en ik graai naar het portier. Wild aan de hendel rukkend probeer ik de autodeur open te krijgen. 'Mischa doe onmiddellijk open! Doe niet zo idioot!'
Met mijn vlakke hand sla ik tegen de auto. Hij negeert me en geeft tergend langzaam gas. Ik hou hem heel even bij voordat ik helemaal buiten adem ben. Ik strompel naar de schaduw van het enige miezerige boompje in de omtrek. Als ik zit en mezelf klein maak ben ik helemaal uit de zon. Met de onderkant van mijn mouwloze bloes veeg ik het zweet van mijn voorhoofd. Jezus dit had ik niet verwacht! Natuurlijk zouden we knallende ruzie krijgen en ik hield er rekening mee dat hij me een klap zou geven, maar niet dat hij weg zou gaan! Maar hij komt terug... dat kan niet anders.
Moeizaam sleep ik mijn koffer de schaduw in en pak het flesje bronwater om een paar slokken te nemen. Ik zet de koffer tegen de ruwe bast van de boom als rugleuning. Ik schop mijn schoenen uit en strek mijn benen. Nu is er naakte huid in de brandende zon, maar ik ben helemaal bruin geworden deze vakantie en zo half in de schaduw kan ik wel wachten zonder te gutsen van het zweet. Het is bijna comfortabel als je geen vin verroert.

De tijd kruipt voorbij. Lezen lukt niet. Het enige vertier dat ik heb zijn de vliegen, af en toe veeg ik ze van mijn gezicht. Ze hebben het voorzien op het vocht in mijn mondhoeken en ogen. Ik stoor me nauwelijks meer aan ze. Mischa werd helemaal gek van ze, daarom kwamen we weinig de auto uit.
Gelukkig is het al avond. Samen met de vliegen verdwijnt de zon achter de purperroze gekleurde horizon. Een grote hagedis die met zijn hoornige stekelige huid en gekromde klauwen zo uit het dinosaurus tijdperk lijkt gekropen, steekt op zijn dooie akkertje de weg over. Het is de eerste levende die ik zie. Zijn platgereden soortgenoten zijn talrijk. Mischa en ik hebben gezien hoe de Australiërs ze expres doodrijden.
Verdomme Mischa! Waar blijf je nou? Mijn water is op. Ik verval in somber gepeins over hoe ik het beter had kunnen brengen en zie mezelf keer op keer het nieuws net iets anders vertellen, Mischa wordt wel boos maar trekt later bij. Dan is hij zelfs blij.
Ontelbare sterren verschijnen in de zwarte hemel en het wordt koud. Ik kruip onder mijn jasje. Ik kan me niet meer herinneren dat ik alleen de nacht doorbracht.

De stralen van de opkomende zon verwarmen mijn lichaam. Nog nahuiverend van de nacht kom ik overeind en veeg de korreltjes uit mijn ooghoeken. Ik moet in slaap gevallen zijn. Ik kijk op mijn horloge: kwart over zes. Hij heeft me de hele nacht laten stikken! Ik pak mijn flesje en laat het laatste restje in mijn uitgedroogde mond vallen. Laat hij me hier creperen? Dat kan hij niet maken, het was vals van me maar dit heb ik niet verdiend!
'Stomme lul!' roep ik de uitgestorven woestijn in. De rode zandkorrels en dorre struiken zeggen niets terug. Ik heb zes jaar van mijn leven vergooid met Mischa, wachtend tot hij 'er klaar voor was.' Ik had iemand anders moeten nemen alsof hij de enige man op aarde was!
Maar wat nu? Ik weet dat ik in elk geval moet blijven waar ik ben. Als ik ga lopen ben ik er geweest, ik heb niet eens een petje om te voorkomen dat mijn hersenen gaan koken. Gewoon afwachten, dit is de enige weg van het ene gehucht naar het andere, uiteindelijk zal er iemand langskomen. Als bij toverslag hoor ik heel zachtjes een laag gebrom in de verte. Ik krabbel haastig overeind en ga op de weg staan met mijn koffer. Een groene vlek komt mijn kant op. Met mijn hand boven mijn ogen staar ik naar de vlek die steeds groter wordt. Ik begin te zwaaien zodra ik de bestuurder kan zien.
Het is een pick-up truck met deuken en kogelgaten in de carrosserie. Er stapt een reus uit op blote voeten. Hij draagt alleen een met witte verf bespetterde werkoverall, die zijn kroezende borsthaar de vrije loop laat. In Engels met een dik Aussie accent stelt hij zich voor als Jim.
'Lift nodig?' vraagt hij.
Ik knik en glimlach naar hem. Mijn blik dwaalt af naar zijn handen, twee harige kolenschoppen. Ik stel me voor hoe die iemand met één klap kunnen neerhalen, maar ik heb geen keus. Even later zit ik naast hem en ben blij dat hij met beide handen stevig het stuur vasthoudt, vanwege het slechte wegdek. Ik ben een liftende vrouw in de Australische Outback, waar zes mannen op één vrouw wonen. Een onnozel konijntje in het hol van de dingo.
Jim rijdt flink door over de met kuilen en stenen bezaaide weg. Van de kuilen hebben we weinig last met zijn snelheid -we vliegen over ze heen- maar als hij een keer net niet een steen ontwijkt, sla ik met mijn hoofd tegen het dak en klappen mijn kiezen op elkaar.
'Kijk aan een steen,' is Jims laconieke commentaar. 'Ik verpest toch niet je haar?'
Automatisch voel ik aan mijn bruine krullen, ze zijn half ingezakt. Gisterenochtend heb ik ze in het smoezelig hotel met mijn krultang gezet. Mischa houdt niet van het steile haar dat ik van nature heb.
'Jullie stadsmensen zijn ijdel,' zegt Jim. 'Ik was alleen m'n haar, anders komen de vliegen op het vet af. Ze leggen eitjes in vet haar.' Hij krabt in zijn volle haardos.
Alles aan mijn lichaam begint te jeuken. Ik neem nog een slok uit een van de plastic flessen lauw water die achter de voorbank liggen. Als hij niet zulke vieze dingen zei, zou Jim best aantrekkelijk zijn. Het onverzorgde baardje en de diep gebruinde huid passen goed bij hem en hij is zo afgetraind en gespierd, dat wanneer hij een harde hobbel moet bijsturen er staalkabels onder zijn huid lijken te lopen. Nogal een verschil met mijn bleke, pafferige Mischa. Mijn Mischa... Of ben ik hem voorgoed kwijt?
Ik voel een golf van misselijkheid opkomen en hou snel mijn hoofd uit het raam. De rijwind is verkoelend. Ik adem diep in en uit en ga weer rechtop op de bank zitten, mijn hand is stevig om het handvat boven de deur geklemd. Net op tijd voor een grote hobbel die alles in de truck door elkaar rammelt.
Maar even is de weg wat beter en Jims grip op het stuur ontspant. Hij kijkt naar me, maar ik kan niet aan zijn ogen zien wat hij van me vindt.
'Waarom sta je hier eigenlijk in de middle of nowhere te liften?' vraagt hij. 'Dat kan slecht aflopen. Nog 'n geluk dat je mij tegen kwam, mijn moeder heeft me goed opgevoed, tussen de flessen Scotsch door.' Hij lacht breed en toont zijn tanden, waarvan er een is afgebroken.
Ondanks de hitte loopt er een koude rilling over mijn rug. Ik besluit dat het verstandig is om met hem te blijven praten. Misschien verkracht hij me niet als ik zijn sympathie opwek. Godsamme wat ben ik ook een achterdochtige stadstut! Ook in de Australische outback zijn de meeste mannen geen verkrachters. Neem ik aan. Voordat de stilte te lang duurt zeg ik wat terug:
'Ik ben hier gestrand omdat ik ruzie kreeg met mijn man. We zijn al een tijd op reis met een huurauto vanuit Darwin en nou zijn we op weg naar...'
'Wat de fuck!' onderbreekt Jim me. 'Heeft je vent jou hier gedumpt?' Hij let even niet op de weg en met een knal rijden we dwars door een meterlang gat heen. Ik geef een gil. De auto rammelt vervaarlijk en we zwenken naar rechts voordat hij de auto weer onder controle heeft. Aan het sleuren aan het stuur te zien, heeft hij niet eens stuurbekrachtiging.
Jim rijdt onaangedaan verder ondanks het stuk dakbedekking dat nu voor zijn gezicht bungelt. Ik probeer de draad van ons gesprek weer op te pakken.
'Nou ja, hij is weggereden ja...' Ik voel dat mijn hoofd rood wordt. 'Maar we hadden vreselijke ruzie!'
'Het is hier tegen de wet om iemand achter te laten. Dat is praktisch moord,' zegt Jim.
'Dat wist Mischa zeker niet,' zeg ik zuur.
Zwijgend rijden we een paar kilometer door. Jim ontwijkt een dinosaurushagedis die midden op de weg zit. 'Domme beesten,' zegt hij, 'maar wel mooi.'
'Hoe ver is het volgende dorp?' vraag ik.
'Mwah, als ik een beetje doorrij een uur of drie.'
'Zo lang?' Ik schuifel ongemakkelijk op de versleten bank heen en weer.
'Het duurt langer dan normaal. De regen van vorige week heeft de laatste tien mijl moeilijk begaanbaar gemaakt.'
Moeilijk begaanbaar? Dus waar we nu rijden is goed begaanbaar... Ik zucht. Ik wil zo snel mogelijk weg hier! Weg uit de zandbak die Australië heet met z'n botte boeren en vliegen. En die steden kunnen ze ook voor zichzelf houden, op elke straathoek staat er wel een langharige toerist met een didgeridoo te hanessen. Wat een kutgeluid komt daaruit! Ik verlang naar mijn eigen mooie lieve stad, zelfs de straatorgels, ziekelijke duiven en levensgevaarlijke fietsers mis ik. Ik wil naar huis! Maar is het mijn huis nog wel? Het huurcontract staat op Mischas naam en die is kennelijk tot alles in staat. Jim heeft gelijk, het is ongehoord dat hij me dumpt in de woestijn!
'Kom kom, kijk niet zo boos,' zegt Jim. 'Ik kan er ook niets aan doen dat de weg verkloot is. Dat waardeloze land hier kan zo in modder veranderen. Het regent zelden, maar als het giet giet het goed.'
'Je klinkt weinig enthousiast over je eigen land. Of kom je ergens anders vandaan?'
'Nee miss, ik kom nergens anders vandaan. Deze treurige bedoening is alles wat ik ken.' Hij opent met één hand een fles water en neemt een paar slokken die er voor de helft naast gaan. 'Aah, lekker! Maar binnenkort wordt alles anders, ik ben op weg naar het zuiden. Brisbane aan de oceaan! De bruisende metropool met zijn parelwitte zandstranden, wuivende palmbomen en beeldschone vrouwen in bikini. Ik heb gehoord dat ze er gebouwen hebben die tot de wolken reiken.'
Ik glimlach. 'Heb je nog nooit een flat gezien?'
Hij schudt van nee.
'Daar is weinig aan.'
'Het maakt me niet uit wat ik zie Miss, als het maar anders is dan ik gewend ben. Mag ik trouwens opmerken dat jij er heel anders uitziet dan onze Sheila's? Meer sophisticated, zo met borsten die niet uit je blouse hangen maar toch goed zichtbaar zijn en glanzende lipstick.'
Ik realiseer me dat ik vanochtend zo ijdel ben geweest om me op te maken voor niets meer dan een hagedis en een ongelikte beer in een gedeukte truck. Somber staar ik naar het zand om me heen.
'Sorrie, heb ik je beledigd?' vraagt Jim.
'Ander onderwerp,' zeg ik geprikkeld. 'Dus je bent op reis naar Brisbane? Dat is ver.'
'Nog een kilometer of veertienhonderd. Maar deze oude roestbak hier' -hij geeft een klap tegen het dak- 'is zo betrouwbaar als een Australian Cattledog. Ze krijgt me wel in Brisbane.'
'Wat ga je daar doen?' vraag ik.
'Dat is mijn zaak.'
Ik dring niet aan, maar mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Er is iets raars met Jim. Hij ziet er uit als een ordinaire boerenpummel met zijn aftandse truck, ongeschoren kop en vuile kleren, maar de uitdrukking op zijn gezicht is anders. Zachter. En hij rijdt om alle hagedissen heen.
We rijden maar door in de steeds heter wordende auto. Mijn lichaam is geradbraakt door de hobbels en gaten waar we overheen scheuren, het vasthouden van het handvat helpt nauwelijks. Voor ons trilt de horizon in de zon, rood zand en dorre struikjes strekken zich uit tot in de oneindigheid. Het is maar goed dat Jim een grote voorraad plastic flessen met water heeft liggen.
'Kun je een sigaret voor me opsteken Miss?' vraagt hij. Hij wijst naar het dashboardkastje. Ik steek er eerst eentje op voor hem en dan voor mezelf. Van Mischa mag ik niet roken in de auto. Hij heeft gelijk dat het een vieze gewoonte is, maar nu ben ik blij dat ik rook. De sigaret kalmeert in een oogwenk mijn zenuwen.
Met de peuk in zijn mondhoek vraagt Jim of ik zin heb om meer te vertellen over mijn vakantie.
'Dat doe ik, als jij vertelt wat je in Brisbane gaat doen,' antwoord ik sluw.
Hij gromt iets onverstaanbaars.
'Goed dan,' zeg ik zuchtend, 'het kan ook geen kwaad om het te vertellen. Ik ben dus met een huurauto op reis met mijn vriend, ex-vriend moet ik nu zeggen, denk ik. Nou ja, we zijn in elk geval begonnen in Darwin. We bezochten een krokodillenfarm en reden toen via een of ander Nationaal Park naar... hoe heet dat ding, die platte berg midden in Australië?'
'Ayers Rock'
'Precies, en vandaaruit gingen we kriskras door de outback richting Brisbane. We hebben heel wat aboriginalschilderingen in stoffige grotten gezien en slaperige outbackposts waar je in een motelkamer uit de jaren '50 overnacht. Maar over twaalf dagen is het afgelopen, dan vertrekt ons vliegtuig naar Nederland.' Ik zwijg weer. Met één hand probeer ik mijn verwaaide haar te fatsoeneren en sigaret vast te houden, met mijn andere hand hou ik me goed aan het handvat vast.
'Maar waar ging jullie vreselijke ruzie over? Je laat niet snel iemand achter in de woestijn.'
'Gewoon, we kregen ruzie,' zeg ik. 'Zomaar... Door de hitte en de vliegen kon hij niet veel hebben.' De eikel.
'Misschien is het maar goed dat je van hem af bent.' Jim knijpt zachtjes in mijn arm. 'Maar het suckt wel.'
Vreemd genoeg voel ik me getroost. Misschien ben ik beter af zonder Mischa, we hadden meer problemen. En ik had wel dood kunnen zijn! Omgekomen van de dorst in niemandsland. Ik kan met moeite mijn opkomende tranen bedwingen.
'We hadden ruzie omdat ik zwanger ben,' flap ik er ineens uit. Ik heb er meteen spijt van en hoop dat Jim het niet gehoord heeft over de herrie van de auto heen, maar hij snuift minachtend:
'We zeggen hier: if y'are man enough to stick your dick in the hole, ye'gotta be a man too when som'thing pops out nine months later.'
Juist ja. Ik voel mijn hoofd bloedrood worden.
'Ik wil graag kinderen,' zegt Jim. 'M'n maten treiteren me d'r mee, ze noemen me Big Softie! Als ik hen niet geregeld een paar klappen gaf of onder de tafel dronk, zou ik geen leven hebben.'
Het luchtigere onderwerp bevalt me. 'Jullie drinken hier inderdaad veel. Ongelofelijk!'
'En dan heb ik ook nog eens aboriginalbloed door mijn aderen stromen,' zegt Jim.
Ik knik. Ik heb ze gezien, de gitzwarte mannen die laveloos aan de kant van de weg liggen of in groepjes rondhangen voor de zwaar beveiligde drankwinkels.
'Goed,' zegt Jim, 'nu we dan toch candid zijn, ik heb ook een bekentenis. Ik ben op weg naar Brisbane omdat ik op zoek ben naar een eh... geliefde. Hier zal ik die niet makkelijk vinden, ik ben namelijk' hij geeft een roffeltje tegen de rand van het open raam, '...een flikker!'
'Je bent homo? Wat is daar nou voor ergs aan?'
'Wat daar voor ergs aan is? Dat valt niet zo goed hier tussen de achterlijke Aussie boeren, zo'n homo. Een halfzwarte nog wel! Two good reasons to spend a bullit. Nee miss, hier zit ik fout,' zegt hij met stemverheffing. 'Maar in Brisbane ligt dat anders, daar vind ik iemand. Het liefste zou ik een gezin met kinderen hebben. Ik ben een dromer denk ik.'
'In Nederland mogen homo's kinderen adopteren.'
'Fuckin'oh! Als dat zou kunnen. Heb jij niet nog een zorgzame vader nodig voor de kleine?' vraagt hij quasi-serieus. 'Ik kan alles: luiers verschonen, snotneuzen afvegen, wortelpapjes voeren, you name it.'
'Ik red me wel,' zeg ik vlug. Ik heb al besloten dat ik het laat weghalen als Mischa niet bijtrekt. Zo laat mogelijk, dan heeft hij de tijd om zich te bedenken. Ik stel dingen graag uit. Onzin in dit geval, Mischa verandert niet van mening.

De weg voor ons verandert, het zand en de steentjes van de rode dirtroad worden bruine modder. Jim zet de wagen stil. Hij stapt uit en hurkt eerst bij de rechter voorband, dan bij de linker. 'Ik zet ze de vrijloopnaaf op fourwheeldrive,' ligt hij toe. 'Dat geeft meer grip.'
Hij had net zo goed Chinees kunnen praten.
We rijden verder door de dieper wordende modder, de truck heeft er geen enkele moeite mee. Dat geldt niet voor alle auto's, in de verte zien we er een midden op de weg stilstaan. Het is de eerste die we tegenkomen. Als we dichterbij komen zie ik dat het onze huurauto is! Ik voel een steek in mijn maag en knijp krampachtig in de zitting van de bank. Ik had niet meer verwacht hem snel te zien!
Jim stopt een stukje voor de auto. Hij steekt zijn hand op naar de wild zwaaiende man voor ons. 'Is dat die man van jou?
Ik knik. Ik wil niet uitstappen, Jim wel. Mischa komt hem tegemoet lopen, vlak voor de auto staan ze tegenover elkaar.
'Pech?' vraagt Jim.
Mischa kijkt naar mij. Ik zie dat hij opgefokt is, het adertje op zijn voorhoofd is opgezwollen. 'Ik ben vastgelopen in de modder,' zegt hij op zijn allervriendelijkst. 'Wat goed dat u langskwam!'
'Tja, met zo'n lullige stadsauto kom je niet ver.' Jim leunt tegen de truck. Hij kijkt met toegeknepen ogen naar Mischa, terwijl hij langzaam een trek van zijn sigaret neemt.
'Eh, meneer? Ik wil graag meerijden naar het volgende dorp,' zegt Mischa onzeker. 'Daar bel ik mijn huurmaatschappij, die lossen dit wel op.'
'Dat zou natuurlijk kunnen... ware het niet dat ik al een passagier heb. Eentje die in de woestijn werd gedumpt door een of andere gek. Niet te geloven hè?' Jim maakt vuisten en slaat zijn knokkels een paar keer tegen elkaar. Hij is zeker een kop groter dan Mischa en heeft twee keer zo dikke armen. Ik wil erheen lopen, maar blijf als verlamd in de bloedhete auto zitten. Angstig en gefascineerd tegelijk volg ik hun gesprek.
'Ik zou je in elkaar moeten slaan,' merkt Jim rustig op.
Mischa stapt achteruit. 'Je bent gek!' roept hij met grote ogen.
'Ik, gek? Jij laat je zwangere vrouw achter in de woestijn.'
'Gaat het daarom?!' hijgt Mischa. Hij kijkt me aan door de vooruit. 'Heb je hem ook verteld dat ik dat nooit wilde? Dat jij me bezwoer de pil te gebruiken? Je luisde me erin bitch!'
Ik krimp in elkaar. God wat is hij kwaad! Het komt nooit meer goed.
Jims verbaasde blik gaat van Mischa naar mij. Hij brengt zijn handen achter zijn hoofd met z'n ellebogen naar buiten. 'Fuck... You cityfolk are nuts.'
Mischa staat er slungelig bij. Ze lijken het besef van tijd kwijt te zijn, ze staan daar maar voor de auto. Twee vogels cirkelen boven ons in de blauwe lucht. Ik kan er niet meer tegen en duw mijn portier open, het krakende geluid van de deur doorbreekt de zinderende stilte.
Jim draait zich om naar mij. 'Spreekt hij de waarheid?' Hij kijkt me strak aan met koortsachtige ogen.
'Dat is iets tussen mij en mijn vriend!' zeg ik fel. Wat een belachelijke situatie, wat heeft Jim met mijn privéleven te maken? Maar ik voel me betrapt.
Zijn brandende ogen doven in een ogenblik. 'Ja dus,' zegt hij zacht. 'In dat geval verdienen jullie elkaar.' Hij stapt kalmpjes zijn auto weer in.
'Hé wacht!' roep ik. 'Wat ga je doen?'
'Ik ga naar Brisbane om liefde te vinden, hier vind ik die nooit.' De motor start met een laag brommend geluid. In het voorbijgaan spettert er modder op ons.

Outback liefde © Maja Vlaming

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2009  Maja Vlaming  Beoordeling Klappers