Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2003  Martien van Bergen  Beoordeling BSN

Net als Newman - Martien van Bergen

Straks als ik vrij ben, hoef ik me geen zorgen meer te maken. Ik ben mijn schuld kwijt en Anton is nu al beroemder dan ooit.
We hebben samen heel wat meegemaakt, Anton en ik. Onze wegen kruisten elkaar voor het eerst op het schoolplein van de basisschool. Ik zat in de vierde klas, zo heette dat toen nog, en zag halverwege het schooljaar een onbekende blonde jongen aansluiten bij onze rij. Ik ging achter hem staan.
‘Ben jij nieuw?’ vroeg ik.
Hij knikte. ‘Ik heet Anton, en jij?’
‘Grard.’
‘Hoi Grard.’
Aangekomen in het klaslokaal vertelde de onderwijzer dat de nieuwe leerling uit Utrecht kwam en dat zijn ouders hierheen waren verhuisd vanwege het beroep van zijn vader. ‘Anton, ga maar naast Grard zitten,’ zei hij, ‘dat plekje is nog vrij.’ In de klas klonk gegiechel.

Anton bleek een voorbeeldige leerling te zijn; slim, sportief, ijverig. Zijn populariteit groeide tot ongekende hoogte, zowel bij groot als klein. Aanvankelijk was hij the new kid in town, wat natuurlijk vaak werkt als een tovermiddel, doch ook later bleef hij het lieverdje van de klas. Dat is van groot belang geweest voor mij. In de pre-Anton jaren werd ik door de andere kinderen gemeden. Ik kwam van ‘achter het spoor’ en daar woonde volgens de meeste bloemenbuurt- bewoners het schorem. Zij gaven hun kroost dan ook de boodschap mee om jongens als Grardje Swinkels links te laten liggen, vanwege het taalgebruik en de luizen. Ik werd op school dan ook pas geaccepteerd toen Anton mij toestond zijn beste vriend te zijn.
‘Ik geef woensdagmiddag een feestje,’ zei hij een maand na zijn aankomst in onze stad. ‘Jij komt toch ook?’ Van schrik schoot ik de voetbal twee meter naast het doel, provisorisch gemaakt van onze jassen. Anton en ik speelden een partijtje met zijn tweeën op het ‘teerveldje’ bij de kerk. Er was in onze buurt geen groen te bekennen.
‘Ben je dan jarig?’ vroeg ik.
‘Ja, ik word tien.’
Die leeftijd klonk voor mij als verre toekomstmuziek, want ik verjaarde pas in september.
‘Wie komen er nog meer?’
‘Chris, Cor, Hans, Bennie... enne... alle leuke meisjes natuurlijk.’
‘Welke?’
‘Lonneke, Anja, Ingrid...’
Ik moest even slikken. Dat waren de stoerste jongens en populairste meisjes van de klas.
‘Goed, ik kom,’ zei ik, mijn onzekerheid verbergend.

Het feestje begon om 1 uur 's middags. Ik had een muzieksingle gekocht voor Anton. Hij bezat een eigen pick-up. Een rode met een ingebouwd speakertje. Het plaatje dat ik had meegebracht was Tigerfeet van de Engelse groep Mud. Anton vond het, evenals ik, het ruigste nummer uit de popranglijst. We playbackten het altijd als het op de radio kwam. Badmintonrackets deden dienst als gitaar, lege wc-rolletjes werden omgebouwd tot microfoon.
Toen ik binnenkwam, hoorde ik gegniffel. Niemand zei echter iets hardop. Alleen Antons moeder begroette mij hartelijk: ‘Jij bent zeker Grardje? Fijn dat je er bent. Ga zitten, jongen.’
Ik wilde op een bescheiden plekje neerstrijken, maar Anton riep meteen: ‘Nee, Grard, jij zit naast mij.’
Sommige klasgenootjes keken wat verbouwereerd. Ik had nog niet genoeg zelfvertrouwen om dit als een persoonlijk succesje te beschouwen. Toch zou deze middag een belangrijke stap worden in de toetreding van Grardje Swinkels tot het populaire clubje uit klas 4A van de Mariaschool. De invloed van Anton was zo groot dat ik in het vervolg weliswaar niet op andere feestjes mocht komen - met dank aan strenge vaders en neusophalende moeders - maar dat ik wel een verdienstelijke positie wist te verwerven in de hiërarchie van het klaslokaal en de speelplaats.
‘Grardje,’ zei Lonneke op een dag, ‘krijg ik een zoentje van je?’ Zij was het eerste meisje dat die woorden tegen mij sprak. Het was een halfjaar na het verjaardagspartijtje bij Anton.
‘Wil je dat dan?’ vroeg ik.
‘Ja.’
Ik liep verlegen op haar af en plaatste een voorzichtig kusje op haar mond. Ze glimlachte en ik voelde dat ik rode wangen kreeg.
‘Dat was fijn,’ zei Lonneke en ze pakte een boterham uit haar broodtrommeltje.
‘Ja,’ antwoordde ik.
Die avond deed ik geen oog dicht. Koortsachtig lag ik te draaien in mijn bed. Ik had een meisje gekust; ik, Grardje Swinkels, van ‘achter het spoor’. In mijn fantasie deed ik het duizenden keren over, en telkens voelde ik Lonnekes warme, ietwat vochtige lippen tegen de mijne drukken.
Zo ook vanavond. Ik voel me wat eenzaam. Maar ik ben niet in de stemming voor een vrouw. Een onschuldige herinnering doet me op dit moment meer goed dan volwassen lust. Daar is nog tijd genoeg voor.

Na de basisschool ging Anton naar het atheneum, ik naar de mavo. Onze scholen stonden echter naast elkaar gebouwd, dus in de pauzes zochten we elkaar op. Ook na schooltijd en in de weekenden deelden we onze nieuwe ervaringen, en een paar jaar later onze meisjes en onze stickies.
‘Je bent mijn maat, Grard,’ zei Anton telkens weer, ‘mijn maat voor het leven. Dat moet je altijd onthouden. Daarom heb ik het ook gedaan. Daarom zit ik hier nu in voorarrest. Omdat ik Antons maat ben voor het leven.´

Op Antons feestje werden er eerst spelletjes gedaan. De jarige was quizmaster en verdeelde zijn vriendjes en vriendinnetjes in groepen van drie. Ik zat bij Lonneke en Hans. We kregen vragen over televisie, muziek en soms over aardrijkskunde. Ik wist alle muziekvragen goed te beantwoorden, wat soms jaloerse blikken opleverde bij de tegenpartij, maar tevens bewondering oogstte bij mijn partners. Hans, die niet de snuggerste was van het stel, sloeg iedere keer van verrukking op de tafel.
‘Goed, zeg! Wij zijn onverslaanbaar met Grardje erbij. Of niet dan, Lon?’ Lonneke had twinkeloogjes, maar zei niks. Later die middag werd er gedanst en gesprongen op Tigerfeet en iedereen was het erover eens: een beter liedje was er niet. Toen Anton ook nog eens verkondigde dat ik heel goed kon zingen, was de doorbraak van ondergetekende bijna een feit. Iedereen wilde het bewijs horen; ik werd op een verhoging gezet en ik zong zonder schroom en loepzuiver Sugar baby love van The Rubettes in mijn eigen interpretatie van het engels. Het is verbazingwekkend hoe je de zorgen van het gisteren in één klap kunt vergeten door toedoen van een goede vriend.

Niemand zal ooit wat te weten komen over het grote geheim van Anton en mij. Ze denken dat ik het allemaal in mijn eentje heb gedaan. Grappig, want ik had zoiets nooit kunnen bedenken. Daarvoor moet je geniaal zijn, net als Anton. Ik vergeet nooit meer dat hij me opbelde en zei: ‘Grard, je moet onmiddellijk bij me langskomen, ik heb geweldig nieuws. Jij en ik, wij worden rijk en beroemd.’ Volgens mijn advocaat wordt alles breed uitgemeten in de media. Dus in dat opzicht is Antons plan volledig geslaagd. Af en toe krijg ik zelf ook een krant onder ogen, en dan zie ik steeds weer diezelfde foto prijken naast een uitgebreide discussie over de zinloosheid van de daad. Ook de televisie besteedt de nodige aandacht. Anton is al meerdere keren te zien geweest in praatprogramma's om zijn commentaar te geven op het gebeurde en de gevolgen ervan. ‘De man heeft altijd in mijn schaduw gestaan,’ zegt hij dan met zijn zelfverzekerde stem, ‘dat heeft hem waarschijnlijk tot waanzin gedreven. Maar ik geloof niet dat hij me persoonlijk heeft willen raken. Zo iemand is gewoon in de war. Goede hulp is dan ook belangrijker dan een zware straf. ’ Briljant! Anton kan alles. Zelfs toneelspelen. Hij houdt de hele wereld voor de gek, zonder dat iemand het doorheeft. Behalve ik. Want ik ben zijn maat voor het leven.

Toen de fuif was afgelopen kregen we allemaal een kleinigheidje mee naar huis. Ik had een zakje voetbalplaatjes gekregen. Anton wist hoe blij ik daarmee was. We ruilden sinds kort onze dubbele exemplaren en maakten onze albums aldus wat completer.
‘Ons Grardje wordt later beroepsvoetballer,’ bulderde mijn vader tevreden toen hij het zakje uit mijn handen trok, ‘die jongen heeft mijn talent geërfd.’ Hij zei dat vaak. Eenmaal heeft mijn moeder het lef gehad om te zeggen dat ik, net als alle andere Swinkels, in de fabriek zou belanden. Dat kostte haar een tand. 's Avonds in bed opende ik het zakje en zag dat Ruud Krol erbij zat. En Willem van Hanegem! Het was een dag om nooit te vergeten.

Lonneke werd mijn vriendinnetje. Na schooltijd wachtte ik op haar - Iedere dag. Niet bij de schoolpoort, maar een straat verderop, in een gangetje. We babbelden en kusten. Meestal niet langer dan tien minuten, want anders moest ze thuis verantwoording afleggen waarom ze laat was. Vier weken ging dat goed en toen werden we betrapt door een moeder uit de buurt. Die liep een paar dagen daarna Lonnekes moeder tegen het lijf en vertelde haar over de omgang van haar dochter met die kleine van Swinkels. Uiteraard kreeg Lonneke een verbod opgelegd om nog langer in mijn buurt te komen. Zelfs de school werd nadrukkelijk gevraagd om ons gescheiden te houden. Ik was ten einde raad, maar Anton redde ons met een grandioos plan. Lonnekes beste vriendin heette Anja. Haar houding ten opzichte van mij was in tegenstelling tot die van de meeste andere kinderen nog steeds twijfelachtig. Ze was echter dolverliefd op Anton.
‘Ik ga Anja vertellen dat ik met haar wil gaan,’ zei Anton, ‘maar dan moet ze me beloven dat ze jullie helpt.’
‘Hoe dan?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Lonneke gaat toch elke woensdagmiddag bij Anja spelen?’
‘Ja.’
‘Ik heb gehoord dat de moeder van Anja er dan nooit bij is. Ze zit op een cursus.’ Anton keek me veelzeggend aan.
‘Anton, dat is geweldig. Ga je dat echt...’
‘Komt voor mekaar. Ik vraag het haar morgen voordat de les begint.’ Een week later zat ik met Lonneke op het kamertje van Anja te knuffelen. Anja en Anton waren beneden. Anton had ons laten zweren dat we hier met niemand over zouden praten, omdat het anders misschien uitlekte. Het was een perfect plan. Op de vraag hoe we binnen gesmokkeld zouden worden zonder dat de buurt het zou merken, had Anton ook een passend antwoord. ‘We verkleden ons als meisjes,’ zei hij. Eerst moesten we daar heel hard om lachen, maar na enkele minuten beseften we dat het onze enige kans was. We gingen tegenover elkaar zitten en smeedden het plan met geheimzinnige stemmetjes. Anton fluisterde dat hij wel wat oude jurkjes van zijn zus kon bemachtigen.
‘En onze haren dan?’ vroeg ik.
‘Jij hebt lange haren. Die kunnen we vlechten. Een muts er bovenop en klaar is Kees.’
‘En jij?’
‘Een andere muts natuurlijk.’ Zo kwam het dat ik op woensdagmiddag, gestoken in een bloemetjesjurk die twee maten te groot was, Lonnekes handen vasthield, haar wangen streelde, haar lippen proefde.

Op de mavo hoefde ik niet te strijden voor erkenning. Men wist daar niets over de mensen van ‘achter het spoor’ en ik droeg intussen kleren die in de mode waren en een kortgeknipt kapsel. Ik kon dat bekostigen door een krantenwijk en een handeltje in tienerbladen dat Anton en ik runden. Dit laatste was een gevaarlijke onderneming. Iedere donderdag kwamen de nieuwe bladen uit en dan bezocht ik enkele winkels om er ongemerkt wat in mijn tas te schuiven. Op school en bij de voetbalclub verkochten we ze voor zeventig procent van de winkelprijs. We zeiden dat we familieleden hadden die in het bezit waren van een boekwinkel, en dat die ons hadden gevraagd om het spul op deze manier aan te bieden. Het geld stroomde binnen. Vooral omdat ik steeds meer ging stelen. Op een gegeven moment breidden we onze handel uit met pennen, papier, stickers, buttons, agenda's en cassettebandjes. Al dit was een idee van Anton. Het enige dat hij ervoor vroeg was de helft van de opbrengst.
Door Anton veranderde ik van een lelijk eendje in een mooie zwaan. Elk jaar schopte ik het verder. Toen ik zestien was had ik het geld en de meisjes voor het oprapen. Ik dealde intussen in softdrugs, had me gespecialiseerd in tasjesroof en beraamde kleine inbraken. Natuurlijk ben ik nooit zo succesvol geweest als Anton. Zijn brommer was altijd duurder, zijn meisje mooier. Maar dat is toch logisch? Anton beheerste alles. Hij haalde zijn rijbewijs na vijf lessen, was steevast topscorer van ons voetbalelftal, en werd zelfs gevraagd voor een reclamespotje op tv. En wat te denken van zijn talent als kunstenaar?
Een keer belde hij me op en zei dat hij een verrassing voor me had. Ik pakte mijn fiets en racete naar zijn huis. Antons moeder opende de voordeur.
‘Hallo Grard,’ zei ze, ‘Anton is in de schuur. Loop maar achterom.’ Ik volgde het grintpad en ging de openstaande schuurdeur binnen. Er hing een laken over Antons schildersezel.
‘Hé kerel,’ zei Anton, ‘kom eens hier staan en doe je ogen dicht.’
Ik sloot mijn ogen. Er klonk wat geritsel en toen mocht ik weer kijken. Wat ik toen zag ontroerde me. Mijn vriend had mij geschilderd op een Harley Davidson met een gitaar in mijn handen.
‘Shit, Anton...’ Mijn stem klonk onvast.
‘Vind je hem tof?’
‘Supervet!’
‘Het is een echte Fender, de gitaar.’
‘Ik zie het. Een Stratocaster. Te gek, man. Echt supervet!’ Tegenwoordig schildert Anton geen mensen, motoren of gitaren meer. ‘Abstracte kunst laat de beschouwer meer denken,’ zegt hij. Ik geloof hem op zijn woord.

Mijn geheime ontmoetingen met Lonneke zijn nooit ontdekt. Na een tijdje waren we zelfs zo slim om niet iedere week dezelfde jurkjes te dragen. Bij Anton thuis ontdekten we zoveel oude kleren dat we onze vriendinnetjes telkens weer konden verrassen met een nieuwe outfit. Antons moeder dacht dat we op haar zolder bezig waren met typische jongensspelletjes, zoals cowboytje en indiaantje, maar meestal waren we bezig met de voorbereiding op ons wekelijkse afspraakje. We dartelden rond als jonge dametjes. Of als Pippi Langkous.
Ik zal Antons moeder nooit vergeten. Ze was ook zo bijzonder. Iedereen uit de bloemenbuurt verachtte mijn soort volk, behalve zij. Het kon haar niet schelen dat ik stonk, of mijn haren niet gekamd had. ‘Hé moppie, wil je een droppie?’ riep ze vaak, en hield me dan de snoeptrommel voor. Op een dag kreeg ik een telefoontje van Anton. Zijn stem klonk vreemd.
‘Grard, mijn moeder heeft een knobbeltje in haar borst.’ Ik werd een beetje duizelig.
‘Kut, zeg.’
‘De dokter zegt dat er misschien nog geen uitzaaiingen zijn.’
‘Gaan ze het knobbeltje weghalen?’
‘Ja.’
Bij mijn eigen moeder had dat weinig opgeleverd, maar ik probeerde mijn vriend moed in te praten.
‘Een goede kans dat het goed komt.’
‘Denk je?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘En jouw moeder dan?’
‘Die heeft veel pech gehad. Soms zijn ze te laat, maar dat komt steeds minder vaak voor.’
Een jaar heeft ze nog geleefd, Antons moeder.

Ik heb de mavo afgemaakt zonder te blijven zitten, en daarna nog een jaar havo geprobeerd. Dat was iets te hoog gegrepen voor mij. Misschien had ik het aangekund als ik wat minder ruig had geleefd. Ik was iedere dag stoned en dronk veel bier. ‘Grarty Party’ noemde mijn vrienden me destijds. Mijn moeder kreeg dus gelijk: ik kwam in een fabriek terecht.
Anton ging naar de kunstacademie in Maastricht. We hielden echter contact. Elk weekend kwam hij naar huis. Hij vertelde me over het studentenleven, en liet me af en toe wat werk zien. Het was wonderbaarlijk wat hij maakte. En dat bleef niet onopgemerkt. Nog voordat hij afstudeerde werd hij al gevraagd voor enkele exposities, waar studenten normaal nog niet voor in aanmerking kwamen. Het duurde dan ook niet lang of hij was een gerespecteerd kunstenaar. Hij kon er op een gegeven moment goed van leven. Zijn bekendheid steeg gestaag en daarmee ook zijn bankrekening. Dat was maar goed ook, want met mij ging het minder florissant. Mijn echtscheiding en mijn gokverslaving kostten me handen vol geld. Als Anton er niet was geweest, had ik het echt niet meer geweten. Bergen geld heeft hij me geleend. En dat heeft hij me nu kwijtgescholden. Plus ik krijg nog een bonus van drieduizend euro. Daarvoor heb ik alleen maar Antons bekendste schilderij hoeven te vernielen. De bewakers van het museum arriveerden veel te laat. Mijn stanleymes had toen zijn werk al gedaan.

‘Ken je Barnett Newman?’ had Anton gevraagd, toen ik wilde weten waarom hij me direct had willen spreken.
‘Euh…’ Ik fronste mijn wenkbrauwen.
‘Hij was een heel bijzondere Amerikaanse kunstenaar en een vertegenwoordiger van het Abstract Expressionisme.’ Nieuwsgierig schoof ik naar het puntje van mijn stoel. Waar ging dit heen? Wat had ik daarmee te maken? En hoezo werden we rijk en beroemd? Anton nam een trekje van zijn sigaret.
‘Newman maakte ooit een schilderij, Who is afraid of Red, Yellow and Blue geheten. Het Stedelijk Museum kocht het aan, evenals een ander werk van zijn hand: Cathedra. In de jaren negentig werden beiden beschadigd door een gestoorde man.’ Anton pauzeerde even.
‘Je kunt je niet voorstellen hoeveel publiciteit dat oplevert.’

Net als Newman © Martien van Bergen

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2003  Martien van Bergen  Beoordeling BSN