|
|
Pieter zit achter zijn computer als ik thuiskom. Zijn gezicht wordt hel verlicht door de bureaulamp boven hem. Hij tuurt door samengeknepen ogen naar het beeldscherm. 'Hallo', zeg ik. 'Ha', antwoordt hij zonder op te kijken. 'Was alles goed?' Ik zet de plastic tas met brood, groente en medicijnen in de hoek tegen de piano. 'Kon niet beter. Boven verwachting.Net als de vorige keer. Volgens van der Zwaag hoef ik me me nergens zorgen over te maken.' 'Zei ik toch.' 'Je had weer eens gelijk.' 'Hmm.' Ik blijf een moment naar hem kijken. Teksten rollen over het scherm, zwart op wit.' Als ik een stap in zijn richting doe, klikt hij naar een ander scherm dat grafieken weergeeft waarin verschillende lijnen elkaar kruisen. 'Werk?' 'Hmm.' Ik draai me om, pak de boodschappentas weer op en loop ermee naar de keuken. Te snel. Groene vlekken dansen voor mijn ogen, met kleine rode puntjes erin. Mijn eigen firmament met lichtjes van sterren die al lang niet meer bestaan. Oud nieuws. Geen reden tot sentimentaliteit. Een compleet melkwegstelsel kan door een zwart gat worden opgezogen terwijl geen mens er iets van merkt. Die onverschilligheid is natuurlijk wederkerig. Mensen sterven als meteorieten die in de dampkring terecht komen. Het ene moment ben je samengebundelde energie, het volgende doof je uit. Voor mij blijft de vraag: is het een goed idee om de laatste maanden van mijn leven reizend door te brengen? Ik heb altijd graag andere landen bezocht. Maar heeft het zin om de aarde beter te leren kennen als je je er direct daarna in moet laten begraven? Het lijkt allemaal zo betekenisloos. Ik lijk zo betekenisloos. Daar zou ik me nog wel overheen kunnen zetten, maar dan is er nog het praktische probleem: hoe krijg ik Pieter mee op reis zonder zijn argwaan te wekken? Ik haal de bloemkool uit de tas en leg hem op het aanrecht. De groente is keihard en er ligt een flonkerend laagje overheen. Net ijskristallen. Ik klem hem tegen mijn buik en draag hem door de kamer. 'Is het je ooit opgevallen hoe mooi een bloemkool eigenlijk is?' Mijn man werpt er een vluchtige blik op. 'Hebben ze je weer teveel van die oranje pilletjes gegeven? Je vertoont neigingen tot overdrijving, schat.' Schouderophalend loop ik terug naar de keuken. 'Dat jij geen oog hebt voor schoonheid, betekent niet dat ik hysterisch ben.' 'Als je erg je best doet, wil ik zo wel zeggen dat hij heerlijk smaakt. Tenminste, als je er een goede saus bij maakt, anders is dat spul niet binnen te houden. Wat ik vragen wilde: heb jij mijn zwarte map soms weer opgeruimd?' Ik snijd de bladeren en de stronk weg en houd de roomwitte bol onder de kraan. Hersenen. Smetteloze hersenen met een stevige bite. Geen tumor te bekennen. Gezonde groente die ik Pieter met een gerust hart voor kan zetten. 'Schat?' 'Ja?' 'Je luistert niet. Heb jij mijn zwarte map gezien?' 'Nee. Dat zei ik toch.' 'Dat zei je niet. Waar zit je met je gedachten? Als je die aanvallen van schoonmaakwoede echt niet kunt beteugelen, wil je dan in ieder geval proberen om alles wat je afstoft op dezelfde plaats terug te leggen?' 'Ik heb al in geen weken stof afgenomen.' Hij aait de bureaulamp met een wijsvinger. 'Hm. Nu je het zegt. Ik kan hier een boodschappenlijst op maken. Maar wat heb je er dan mee gedaan?' 'Niks. Zal ik een kaas- of een tomatensaus bij de bloemkool maken?' 'Luister, Em. Ik heb die map echt nodig, want de Lancet-artikelen over harttransplantaties zitten erin. Ik wil ze vanavond doornemen.' Ik doe een paar stappen in zijn richting. 'Nee, dat kan niet.' Vragend kijkt hij me aan over de rand van zijn bril. 'Else komt eten.' 'Nou en?' 'Dat had ik je toch verteld?' 'Nee. Komt ze nou alweer? Ze kan hier zo langzamerhand haar intrek wel nemen.’ Ik breek de groente in roosjes. Het zijn net boompjes uit een kinderspel. Ze maken zachte knakgeluidjes. 'Je had beloofd dat je ons de hele avond gezelschap zou houden.' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee toch?' 'Jawel. Ze komt ook voor jou.' Waarom zou ik zoiets beloven? Je denkt toch niet dat ik de hele avond vrouwengereutel wil aanhoren?' 'Je vindt haar best leuk.' 'Om te zien. Niet om naar te luisteren. Neemt ze dat etterbakje ook mee?' 'Remco. Ja.' 'Dan is mijn geluk compleet, met die persoonlijkheidsstoornis op twee benen. Ik moet vanavond werken.' Hij draait zich weer om naar de monitor en klikt vinnig op zijn muis. 'Kom op, rotding.' 'Remco valt reuze mee als je hem beter leert kennen. Hij is erg gevoelig voor indrukken en hij reageert misschien wat vreemd. Else denkt dat hij een nieuwetijdskind is.' 'Ja, dat viel te verwachten na dat artikel over ADHD-gevallen die zich onbegrepen sterrenkinderen wanen. Aura en intuïtie, het wordt tijd dat die woorden uit onze taal verdwijnen. Terwijl dat joch gewoon een onversneden narcist is. Laatst, toen ik hem met zijn wiskunde hielp, dacht ik dat hij loenste. Maar hij bleek aan een stuk door naar zijn spiegelbeeld in de ruit te kijken.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Nou ja, zo verheffend is mijn rimpelkop natuurlijk ook weer niet.’ ‘Zelfinzicht siert de mens’, antwoord ik. We grijnzen elkaar toe. Mijn hart gaat naar hem uit en het liefst zou ik hem omhelzen, maar ik vrees dat ik dan sentimenteel word. Over sentiment gesproken: de laatste tijd betrap ik mezelf op fantasieën waarin Else mijn man tot grote steun is na mijn dood. Morbide? Misschien. Maar ik moet er gewoon niet aan denken dat die onhandige lomperd van me straks alleen in dit grote huis ronddoolt. En wat is er op tegen als twee mensen waar ik van houd straks weer een beetje gelukkig worden? Na dat vreselijke huwelijk heeft mijn vriendin ook wel weer eens recht op een leuke man. Natuurlijk, Pieter heeft een gebruiksaanwijzing. Hij is ontactisch en allergisch voor mensen onder de twintig. Maar we hebben nooit kinderen gehad en ik weet zeker dat hij aan Remco kan wennen. Ik zal ze de komende tijd nog vaker uitnodigen, maar het moet er natuurlijk niet te dik bovenop liggen. Pieter trekt een gezicht. 'Allemachtig, nou loopt die computer ook nog vast.' Een plotselinge vlaag van vermoeidheid trekt door mijn lichaam. Ik ga op de kruk naast het aanrecht zitten en probeer mijn ogen scherp te stellen. Pieter vloekt en drukt in het wilde weg toetsen in. Om zijn lichaam en kalend hoofd bevindt zich een heldere gloed. Ik giechel. 'Geloof je niet in aura’s? Die van jou is anders prachtig. Nu ik het dubbel zie, komt het des te beter uit. Maar je teksten klinken niet erg gepast. Misschien moet je…' Plotseling glijd ik van de kruk. Voor ik met mijn ogen kan knipperen lig ik op de grond. De noppen in het zeil hebben ook allemaal een aura. Pieter is blijkbaar opgestaan, want hij zit op zijn knieën naast me. 'Em? Kun je me horen?' Hij schuift voorzichtig een hand onder mijn hoofd. Ik knik. 'Heb je je bezeerd?' 'Nee.' Me optillend alsof ik een bosje sprokkelhout ben, zegt hij: 'jij hoort niet in de keuken, jij hoort in de slaapkamer.' 'Ik voel me goed', protesteer ik. 'Even een zwak moment, kan dat ook al niet meer?' Hij draagt me naar de trap. 'Niet naar boven. Ik wil niet naar bed. Het gaat alweer.' Ik spartel in zijn armen en hij zet me neer. 'Het is een langzaam genezingsproces. Van der Zwaag zei vanmiddag nog dat het even kon duren. Het goede nieuws was dat ik anderhalve kilo ben aangekomen.' Pieter krabt aan zijn oorlel. 'Wat kijk je ongelovig.' 'Waarom zou ik je niet geloven? Als ik moeilijk kijk, komt dat omdat ik me afvraag waar mijn zwarte map is.' 'God, jij geeft ook niet snel op, hé? Maar wat vind je? Anderhalve kilo, dat is niet niks. Een heel goed teken.' 'Inderdaad. Niet niks.' Hij ploft in zijn bureaustoel en slaat met de muis op het matje. Hoofdschuddend: 'als dat ding nog langer blijft weigeren, ga ik er zo op staan.' Ik leg mijn handen op zijn schouders. 'Het ligt niet aan de muis. De computer is vastgelopen. Het beste kun je hem opnieuw opstarten.' 'Is het niet godgeklaagd dat ik verplicht ben om met zo'n onding te werken? Nog niet zo lang geleden typte mijn secretaresse alles voor me uit en als ik thuis bleef bracht ze me de papieren persoonlijk.' Hij zucht. 'Goed. Hoe moet dat, opnieuw opstarten?' Ik buig over hem heen. 'Kijk. Deze drie toetsen moet je gelijktijdig indrukken.’ Mijn man staart naar buiten. De kale takken van de perenboom bewegen in de wind. Er hangen regendruppels aan, groot en rond als knikkers. 'Let nou op', mopper ik, 'het wordt tijd dat je er zelf mee om leert gaan.' Pieter sluit zijn ogen. 'Waarom zou ik? Daar heb ik jou toch voor?' 'Als ik er eens niet ben, moet je je kunnen redden. Een chirurg die niet met een computer om kan gaan, dat is een gotspe.' 'Het heeft niets met intelligentie te maken. Het is onwil.' Een warme hand glijdt onder mijn blouse. Zacht masseert hij mijn ruggengraat met zijn vingers. 'Ik bevorder je tot mijn persoonlijke pc-assistente.' Zijn stem klinkt teder. Fout. Dat zijn de momenten waarvoor ik op moet passen. Ik duw de opkomende tranen en zijn hand weg en loop naar de keuken. 'Je persoonlijke assistente gaat koken.'
Hoewel het zonnig en zacht is voor januari en bovendien woensdagmiddag, is het park verlaten. De kangaroe's en de lama's staren peinzend over de afrastering. 'Ben ik hier al zo lang niet geweest? Waar hebben ze de herten en de bokjes gelaten?' vraagt Pieter. 'Geen idee. Ergens bij de Azteken, waarschijnlijk.' Ik pak zijn arm. 'Iets langzamer, oké?' Hij knikt. 'Geef jij het tempo maar aan.' Als bejaarden schuifelen we rond de vijver, waar twee zwanen majesteitelijk dobberen. Hoewel ze geen jongen hebben, houden ze ons vanuit hun ooghoeken argwanend in de gaten. ‘Over Azteken gesproken’, zeg ik, ‘hoe lijkt het je om op reis te gaan?’ Hij kijkt me over de rand van zijn bril aan. De uitdrukking op zijn gezicht verraadt niets. Dan wijst hij naar een bankje aan het water. 'Laten we even gaan zitten.' Zogauw we ons op het groen uitgeslagen hout laten zakken, verzamelen zich van alle kanten eenden rondom ons. Mijn man spreidt zijn lege handen. ‘Sorry, jongens. Brood vergeten.’ Hij slaat zijn arm losjes om mijn schouder. ‘Op reis dus, hm?’ Ik knik. ‘Klinkt niet als een chartervlucht van twee weken naar Tenerife.’ ‘Dat is ook niet wat ik in gedachten had.’ Aan de overkant begint een van de lama's aan een halfslachtig soort galop langs de afrastering. ‘We zouden een camper kunnen huren en door Canada trekken. Of Australië.’ Nadenkend pulkt hij aan een velletje naast zijn duimnagel. De verwachte reactie - ik kan niet zo lang vrij nemen - blijft uit. Hij zal toch niets vermoeden? Ik heb zijn collega, van der Zwaag, absolute geheimhouding laten beloven, dus van hem kan hij het niet gehoord hebben. Heeft hij misschien iets aan Else gemerkt? Hij doet altijd erg laatdunkend over onze ‘vrouwengesprekken’, maar hij mag haar graag en laatst had hij haar erg lang aan de telefoon toen hij dacht dat ik sliep. Ik dommelde wel steeds weg, maar aan de vele stiltes hoorde ik dat Else hem een hoop te vertellen had. Een diepe zucht naast me haalt me uit mijn gedachtegang. Pieter leunt naar voren en legt zijn ellebogen op zijn knieën. Met zijn hak trekt hij lijnen in het zand. Twee keer haalt hij diep adem voor hij, zonder me aan te kijken, vraagt: ‘je wist wel degelijk waar mijn zwarte map lag, of niet?’ Ik knipper met mijn ogen. ‘Mijn secretaresse heeft hem vorige week aan de deur afgeleverd. Ik was niet thuis. Jij had hem aangenomen’, zei ze. Koortsachtig denk ik na. ‘Waarom heb je hem niet net als anders op mijn bureau gelegd?’ Ik krijg het warm. De ene verklaring na de andere verwerp ik. ‘Dom’, zeg ik tenslotte. ‘Vergeten. Simpelweg vergeten. Toen je secretaresse kwam, stond ik net op het punt om de deur uit te gaan. En omdat ik haast had, heb ik die klapper op de stapel oude kranten gelegd. Gisteren heeft de speeltuinvereniging ze opgehaald, dus ik vrees dat je hem kwijt bent.’ ‘O?’ ‘Sorry.’ ‘Dus je hebt de map niet geopend?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Daar had ik geen tijd voor. En al had ik tijd, je weet toch dat ik die wetenschappelijke artikelen van jou nooit lees?’ Hij perst zijn lippen op elkaar. ‘Begrijp ik het goed dat jij dus niet degene bent die mijn map onder de aardappelschillen in de vuilnisbak heeft gestopt?’ Ik krijg het koud en onmiddellijk daarna heet. Er moet haast stoom uit mijn oren komen, zo gloeit mijn gezicht. Dus nu weet hij het. Er is geen weg meer terug. Had ik nou maar de moeite genomen om het hele zaakje in de open haard te verbranden. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen, Emmy.’ ‘Ik wel.’ Woest laat ik mijn vuist op het bankje neerkomen. ‘Je kunt ook niemand meer vertrouwen. Van der Zwaag heeft mij beloofd dat hij jou niet op de hoogte zou stellen. Die farizeeër heeft ijskoud alle rapporten van de laatste onderzoeken aan je secretaresse meegegeven.’ Mijn man staart voor zich uit, naar de lama, die inmiddels tot stilstand is gekomen en onbewogen terug staart. De eenden zijn allemaal afgedropen. Zelfs het zwanenpaar keert ons de rug toe en zwemt weg. ‘Dat bedoel ik niet’, zegt Pieter. Eindelijk wendt hij zich naar me toe en kijkt me aan. Zijn ogen staan vol tranen. ‘Weet je wat ik het ergste van alles vind?’, zegt hij. ‘Dat jij ervan uitgaat dat ik de rapporten van Van der Zwaag nodig heb om te weten hoe het met jou gaat.’Hij veegt met de mouw van zijn jas over zijn gezicht. Zijn stem schiet uit. ‘En dat je me in de uitverkoop doet bij die vriendin van je.’ Zijn gezicht verfrommelt alsof hij in zijn maag wordt gestompt en plotseling drukt hij me hard tegen zich aan. ‘Dacht je dat ik gek was? Emmy. Idioot van me. Hou op mijn leven voor de komende vijftig jaar vorm te geven. Laten we zo snel mogelijk aan die wereldreis beginnen. En ik verbied je om dood te gaan voor we elke vierkante centimeter hebben verkend.’ Hij pakt me bij mijn schouders en kijkt me aan. ‘Beloof het me.’ Ik kijk terug, naar die felle blauwe ogen in die lieve rimpelkop en plotseling word ik rustig. Ik zou het kunnen beloven. Zou dat geen goed idee zijn? In elk geval het overwegen waard. Ik leg mijn hoofd tegen zijn borst en weet dat ik vannacht eindelijk weer zal kunnen slapen.
|