Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2001  Peter Overduin  Beoordeling BSN

Su en Sam - Peter Overduin

‘Mama?’
‘Ja, Sam?’
‘Waarom heb je eigenlijk een korte broek aangetrokken? Het is best koud hoor!’
Sam wachtte niet op een antwoord maar dartelde op haar lange, magere tienerbenen naar de splitsing aan het einde van het grindpad dat rechtsaf uitkwam bij de kantine met een terras direct aan het water en linksaf bij de campingwinkel.
‘Sam, we gaan eerst naar de winkel!’
‘Even naar de boten kijken, mam. Ga jij maar vast, ik kom zo.’
Su voelde ergernis opkomen. Om haar gezag te laten gelden moest ze boos worden op haar dochter, iets waar ze een hekel aan had. Bovendien moest ze in dit bijzondere geval gillen over een camping volgestouwd met dunwandige onderkomens, een actie waar ze zich bij voorbaat voor geneerde. Ze besloot tot een greep in de zak met alternatieven die een regelmatig op de proef gesteld opvoeder altijd met zich meesjouwt. Langzaam tot tien tellen en bij elke tel iets harder lopen om Sam bijtijds in haar nekvel te kunnen grijpen. Het alternatief werkte naar behoren, tot aan de vijfde tel waarna het smalle grindpad werd geblokkeerd door een vrouw gezegend met een nat hoofd, een volgestouwde boodschappentas en de spontaniteit van een ware kampeerster.
‘Goedemorgen, bent u niet de moeder van dat schattige dochtertje? Ja, neemt u mij vooral niet kwalijk, ik kom net onder de douche vandaan en mijn haren zijn nog nat. Lastig hoor als je geen föhn bij de hand hebt. Maar wij staan schuin tegenover jullie tent en gisterenavond tenniste ik eventjes met uw dochter. Ze stond al een uur lang in haar eentje een shuttle omhoog te slaan, dat vond ik zo sneu. Er zijn ook maar weinig kinderen van haar leeftijd op ons veldje, is mij opgevallen. En mijn hemel, wat een aardig meisje. Ze is een beetje stil, dat wel, maar ze kan je zo innemend aankijken, je bent op slag verloren. Kijk,’ diepte de vrouw in haar tas, ‘ik heb wat lekkers voor uw dochter gekocht, Karameltoffees, ik hoop dat uw dochtertje van toffees houdt? Maar het was ook pijnlijk, voor mijn man en mij. Het lukt ons maar niet om zelf kinderen te krijgen, begrijpt u, dat is een groot verdriet.’
Su dacht iets van het grote verdriet te begrijpen. Beter begreep ze het verdrietige van een terloops praatje over kindertjes die met geen stok richting aarde te bewegen waren terwijl tienjarige Sam met geen stok was weg te houden van het water dat tegen de oevers van het Sneekermeer klotste.
‘Het spijt mij, maar ik moet mijn dochter achterna, zij is naar de waterkant gerend.’
‘Mijn hemeltje, dit kan helemaal verkeerd aflopen. Ik ga gelijk mijn man halen, hij heeft pas een duikcursus afgerond. Daar heb je wat aan.’
‘Niet nodig,’ wuifde Su en begon over het gras om de vrouw heen te lopen, ‘zo erg zal het niet zijn.’
‘Niet nodig, niet nodig?? Dat kun je onmogelijk weten, ja? Ik ga Nick nu van zijn matras schoppen. Wat denkt hij wel, rustig uit te kunnen slapen terwijl dat heerlijke kind verdrinkt?’

Su keek over haar schouder naar de vrouw die haar boodschappentas weer had opgepakt en onverwijld het kampeerterrein afbeende. Vreemd mens, dramatisch type. En tot overmaat van ramp haar schuine overbuur. Daar kon ze nog lol mee beleven de komende tweeënhalve week. Ze draaide haar hoofd weer om en vervolgde haar weg. De ochtend was met wat zon begonnen, genoeg om optimistisch een korte broek uit haar koffer te trekken. Maar inmiddels was lucht alweer helemaal dichtgetrokken en leek de vierde achtereenvolgende dag met slecht weer alleen een kwestie van tijd. Zo langzamerhand kostte het haar de nodige moeite om zich voor te stellen halverwege de eerste week te zitten van een vakantie waarop ze zich maandenlang had verheugd.
Samen met Sam attractiefolders doorkijken. Met een opgewonden gevoel in de bus of op de trein stappen om een van de Friese trekpleisters met een bezoek te vereren. Drie uitgestrekte weken van toeristisch genot onder een strakblauwe hemel met hooguit wat schapenwolkjes die ’s avond in hun roze onschuld over de camping dreven.
Dat had ze zich voorgesteld.
En ook dat ze haar boek dichtklapte als het zonlicht uit de lange zomeravond verdween en zichzelf een wijntje inschonk. Dat ze alleen op haar klapstoel voor de tent toekeek hoe de mist uit de meren zich over de aardbodem verspreidde en langs haar blote kuiten omhoog kroop. Dat ze net zo lang naar de hemel staarde tot de sterren kriskras door haar ooghoeken omlaag schoten en ze lukraak alles kon wensen wat een eenzame vakantiegangster zich maar wensen kon - stralend weer, een vriendelijke omgeving, even helemaal los van de sleur van alledag en, wie weet, een leuke vent die met de sterren mee omlaag viel.

Ze had het terras achter de kantine bereikt en keek speurend in het rond. De kantine opende zijn deuren pas rond het middaguur en alle stoelen op de houten vlonders stonden nog werkeloos onder de tafels geschoven. Ook de oever lag er verlaten bij, de talloze aangemeerde bootjes knarsten en kraakten tegen de aanlegsteigers. De lucht boven de uitgestrekte waterplas was onheilspellend donker, het water zelf deinde voor haar ogen als een slecht gelegd tapijt. Schuimkoppen doken overal op uit het meer, maar nergens was een glimp te bekennen van dat kinderkopje met haar lange wapperende haren. Met bibberende knieën liep ze naar een van de aanlegsteigers. Zou de overbuurvrouw nog terugkomen? Zou haar man echt een duikcursus hebben gevolgd?
‘Hoi mam, je hebt kippenvel op je benen.’
‘Sam, wat doe je, ik schrik me dood. Waarom besluip je mij van achteren? Waar zat je?’
‘Ik was om de kantine heen naar de winkel gerend, maar ik zag jou nergens dus liep ik nog maar een keer om de kantine. Koud hé bij het water. Ik denk dat het zo weer gaat regenen en hard ook.’
‘Je moet niet zomaar bij mij vandaan rennen, Sam.’
‘Kijk eens wie daar komt, mam. Met die mevrouw heb ik gisterenavond getennist, toen jij de barbecue niet aankreeg. En ze heeft iemand bij zich, die meneer kijkt niet blij. Zullen we nu naar de winkel gaan?’
‘Die mevrouw daar denkt dat jij zo’n stil meisje bent en ze heeft die meneer uit zijn bed getrommeld om jou te redden. Ze was bang dat jij in het water zou liggen.’
‘O echt, dacht ze dat? Wat grappig van haar, maar nee, het water is veel te koud. Nou, klets jij maar met die mevrouw en meneer, ik ga vast naar de winkel. Zie je daar wel.’
Voor een keer was ze sneller dan haar dochter en greep haar arm stevig beet. ‘Hier blijven jij. Wij gaan even praten met die mensen, dan lopen we braaf met zijn tweetjes naar de winkel en doen gezellig samen de boodschappen. Als we klaar zijn gaan we arm in arm terug naar de tent, daar trek ik wat warmers aan en beslissen we wat wij vandaag voor leuks gaan doen. Heb je me goed begrepen, Sam?’
Terug in de tent goochelde Sam net zo lang met de stapel folders totdat Sybrandy ontspanningspark bovenop kwam te liggen. Verwachtingvol hield ze de stapel onder de neus van haar moeder die naast haar op het luchtbed kwam zitten en zichzelf in een spijkerbroek hees.
‘He Sam, vond jij die mevrouw bij de steiger ook zo’n bemoeial? Ze vond dat ik beter op jou moest letten. En die man, hij trok haar op een gegeven moment gewoon achteruit. Alsof hij haar weg wilde hebben. Zijn vrouw beweert dat hij een duikcursus heeft gevolgd. Geloof jij het?’
‘Weet ik niet, mevrouw Dubbel is zelf een rare duikelaar. Maar ze kan aardig tennissen en ik heb een zak toffees. Dus mam, wat denk je. Gaan we vandaag naar Siebrandie?’
‘O heet ze Dubbel. Nou, dan noemen we onze buren voortaan de Dubbeltjes, lijkt je dat wat?’
‘Ja hoor, leuk. Maar ik probeer je al heel de tijd iets te vragen. Ga je mij nog antwoord geven?’
‘Sybrandy ontspanningspark, zei je? Klinkt wel aantrekkelijk. Maar ik weet niet, we moeten wel een behoorlijk eind met de bus en het weer wordt er niet beter op.’ Ze helde een eind naar achteren, hield haar buik in en knoopte haar broek dicht. ‘Is er niet iets leuks te doen dichterbij? Op de camping bijvoorbeeld? Dan kan ik lekker een boek gaan lezen.’
‘Aah mam, please. Je wilt best naar Siebrandie vandaag, een goede moeder heeft zoiets voor haar dochter over.’
‘Oh, vind je dat? Mm. Goed dan, maar alleen als jij je voortaan aan de regels houdt. Regel een, loop in hetzelfde tempo als je moeder, regel twee, loop in dezelfde richting als je ...’
‘Makkie,’ concludeerde Sam nog voordat Su was uitgesproken, ‘zullen we nu dan gaan?’
Als een lammetje hing ze aan de arm van haar moeder, het hele eind van de tent tot aan de bushalte net buiten de camping. En bij de bushalte hield ze zich zeker nog een halve minuut koest door aandachtig de tijdtabel te spellen. Daarna begon ze te wiebelen op haar benen, maakte een mal sprongetje in de lucht en kwam pardoes tot een heftig besluit.
‘Mam, ik moet een eindje rennen, ik hou het niet meer. Als ik vast vooruit ren naar de volgende halte, die is niet zo ver, hou jij dan een plaatsje voor mij vrij?’ Su greep nog wel naar voren, maar Sam was al tien meter verderop en alles wat ze tegen haar hand voelde was een eerste, vette regendruppel.
‘Gedverdemme, begint het alweer te regenen. Sam, kom ogenblikkelijk terug!!’
Op vijftig meter afstand draaide Sam zich nog een keer om. ‘Tot zo!!’
Machteloos moest ze toezien hoe haar dochter langs de afzetting van de weilanden verder bij haar vandaan huppelde. Uiteindelijk slaakte ze een verwensing naar de koe die het dichtst bij het draadhek stond te grazen en griste haar reistas uit het bushokje. Steeds meer regendruppels spetterden tegen haar voorhoofd terwijl ze haar pas versnelde. Ze begon te hijgen en voelde haar humeur gevaarlijk voorover hellen. Welke mislukte kok had verzonnen om elke vakantiedag een portie verse regen op het menu te zetten? En welke wegpiraat eigenlijk fluisterde Sam in het oor om zoveel mogelijk van de gebaande paden af te wijken?
Achter haar klonk het grommende geluid van een motor. Natuurlijk, dat kon er ook nog wel bij. Vast een groepje opgeschoten jongelui die niets beters te doen hadden dan hun raampjes omlaag te draaien en de draak te steken met een moeder in de achtervolging. De auto kwam snel op dezelfde hoogte, en minderde vaart.
Niet reageren, hield ze zichzelf voor en bleef op een drafje lopen zonder op of om te kijken. En liet van schrik de tas uit haar handen vallen toen de auto luid toeterde.
‘Hee, is alles goed met je?’
Halverwege staakte ze de beweging om haar tas weer op te pakken en keek opzij om zichzelf te overtuigen. Veel had ze hem daarnet bij de steiger niet horen zeggen, toch klonk zijn stemgeluid haar bekend in de oren.
Hem van de mogelijke duikcursus.
Van haar van het zekere drama.
De Dubbeltjes.
Ze streek een vochtige haarlok opzij en wreef haar vingers droog aan haar spijkerbroek. Ze staarde naar de stoppels op zijn kin en voelde zijn blik over de regendruppels op haar wang glijden.
Hun ogen kruisten.
Er gebeurde iets vreemds in haar hoofd.
Ongezien sloop een stelletje humeurige gedachten door de achterdeur naar buiten, op de voet gevolgd door enkele hersenspinsels. De achterdeur hoorde ze nooit dichtvallen, het hele zaakje was met onbekende bestemming vertrokken voordat ze er zelf erg in had. Met een veel lichter hoofd kon ze een vriendelijk lachje moeilijk tegengaan, hoe hard ze ook met vijf kurkdroge vingertoppen over haar bovenbeen bleef wrijven. Het lachje bleef net zolang aan haar mondhoeken trekken tot haar linkerbovenbeen bijna insliep en ze haar verzet staakte.
Direct brak de glimlach door en niet zo zuinig ook, van het ene op het andere moment glimde ze net zo makkelijk naar de man achter het stuur als ze lachte naar de onverzettelijk grazende koeien op de achtergrond.

‘Gaat er iemand deze zomer nog iets zeggen?’ riep een verveelde stem vanuit de auto.
‘Jee,’ ontwaakte de bestuurder uit zijn korte droom. Hij ging overeind zitten en richtte zijn blik strak op Su. ‘Je wordt drijfnat. Waar moet je naartoe? Wil je met ons meerijden?’
De vragen drongen niet goed tot haar door, ze was druk bezig om een ongewenste glimlach van haar gezicht te poetsen.
‘Kunnen we niet doorrijden,’ vroeg de stem naast de bestuurder, ‘als dat schaap toch maar blijft staan grijnzen.’
Schaap? Onmiddellijk schoot haar gezicht in de plooi.
‘Kan ik meerijden naar de volgende bushalte? Mijn kind wacht daar.’
‘Ja tuurlijk,’ antwoordde de bestuurder en reikte naar de binnenkant van de deur achter hem, ‘stap maar in, we brengen je waar je wilt. Veilig en droog.’
Ze klom naar binnen, zakte een eind weg in de comfortabele achterbank en trok de deur achter zich dicht. De auto kwam in beweging en drukte haar dieper in de kussens.
‘Wil je naar de volgende bushalte? Je kunt ook verder meerijden, wij gaan naar Sneek.’
‘Nee, mijn dochtertje, ze is vooruit gelopen naar de volgend halte. Ik probeerde haar net in te halen.’
Mevrouw Dubbel draaide zich om en nam het gesprek van haar man over.
‘Neemt u mij niet kwalijk, maar het lijkt mij de hoogste tijd dat wij beter met elkaar kennis maken. Mijn naam is Roxy en naast mij zit mijn man Nick.’
‘O, ik ben Su. En mijn dochter heet Sam.’
‘Goed zo, ik ben blij dat wij als overburen op meer vertrouwelijke voet met elkaar zijn gekomen en van ons hart geen moordkuil meer hoeven maken. Daarnet bij de kantine, toen ik met Nick terugkwam naar de steiger om uw dochtertje te redden, heb ik me ingehouden en het bij enkele beleefdheden gehouden. Voornamelijk omdat Nick zo snel mogelijk terug naar de tent wilde om een sigaret op te kunnen steken, die smerige gewoonte van hem…’
‘Roxy, alsjeblieft. Ik wilde niet terug om te roken, ik wilde alleen dat jij … ja … dat jij je bemoeizieke mond hield.’
‘Wat? Moet ik mijn bemoeizieke mond houden, nee nou wordt’ie mooi…’
Su begon spijt te krijgen van haar onverwachte uitstapje als liftster, voor een paar honderd meter nota bene. Hoe kort de afstand ook mocht zijn, ze had weinig behoefte om op de eerste rij te zitten bij een stelletje dat zo snel aan het ruziën sloeg.
‘…ik ga mijn mond voor niemand houden. Als ik zie dat een moeder onverantwoordelijk gedrag vertoont ten opzicht van haar kind, dan heb ik het volste recht om daar iets van te zeggen.’
Ze kreeg er meer dan spijt van om de auto van de overburen geaccepteerd te hebben voor een lift. Op de eerste rij zitten in de arena was tot daar aan toe maar zelf een misplaatste klap incasseren ging alle perken ver te buiten. Nu was ze gedwongen om kwaad te worden, laaiend op Roxy en haar achterlijke praat. Nu kon ze niets anders dan op hoge toon eisen weer uit de auto gelaten te worden, duidelijk zat. Dus, waarom hing ze nog altijd doodgemoedereerd onderuit op de achterbank zonder zelfs maar een enkel woord om de frontale aanval op haar persoon te pareren? Omdat ze gefascineerd raakte hoe die twee hun ruzie zouden beslechten? Omdat ze een zeldzaam goede bui had en vond dat Nick het vuile werk voor haar op mocht knappen? Twee vragen die beiden met een schaamteloos ja beantwoordt konden worden, wilde ze eerlijk blijven.
‘Dit gaat te ver, Roxy, veel te ver. Je zou Su je excuses aan moeten bieden.’
‘Excuses? O ja, ook leuk en waarom niet? Beste Su, mijn oprechte excuses maar ik zou het bijzonder op prijs stellen als mijn man nu de auto langs de kant van de weg zette. En ik zou het nog prettiger vinden als jij uitstapte en op eigen houtje verder tippelde naar de bushalte en dat schatteboutje van je. Ik namelijk, heb nog een appeltje te schillen met Nickie hier.’
Su dacht Nickie dieper te kunnen horen ademhalen, ze wist zeker dat hij harder op het gaspedaal trapte want de achterkant van de bank knelde ongemakkelijk in haar rug.
‘Nickie, ik vroeg beleefd of je wilde stoppen. Wat is er met je aan de hand? Is onze held soms bang voor een simpel appeltje? Vroeg Eva poeslief aan Adam in het paradijs, ha, ha, ha. Nergens voor nodig Nickie, gewoon een kwestie van mondje open en slikken.’ Roxy schaterde het als enige uit.
‘Begrijp je waarom ik Nick onder vier ogen wil schillen?’ draaide ze zich abrupt weer om naar Su, ‘als je zelf ooit een kerel had, komt het probleem je misschien bekend voor.’
‘Ik stop bij de bushalte,’ hoorde ze Nick tussen zijn tanden grommen, ‘en geen meter eerder.’
Roxy bleef haar strak aankijken.
‘Zo ongehoorzaam is hij nooit, heb jij iets uitgevreten? Vanochtend in je korte broek mijn man betoverd? Ben je soms een heks?’
Ze had te laat in de gaten dat Nick bovenop de rem stond en knalde bijna met haar neus tegen de achterkant van zijn stoel. Ze kwakte slordig terug in de bank en zag tussen de bedrijven door een deur open vliegen en Nick naar buiten stormen. De deur naast haar zwaaide open en een verhit gezicht verscheen in de opening.
‘Het spijt mij verschrikkelijk.’
Ze knikte instemmend.
‘Het lijkt me beter als je verder loopt, de bushalte is daar, je kunt je dochtertje al in het hokje zien staan.’ Ze knikte nogmaals en klom gedwee naar buiten in de stromende regen.
‘Het spijt me echt heel erg, ik begrijp niet wat haar bezielt. Heb je een paraplu bij je?’
‘We zien elkaar nog op de camping,’ zuchtte ze met een laatste knikje.
‘Dat zou leuk zijn.’
Ze voelde een hand op haar schouder, die al weer vertrokken was voordat ze impulsief achteruit stapte. Ze ritste haar tas open om de paraplu te zoeken. Met een hand aan de rand van haar tas geklemd, rommelde ze met de andere hand door haar spullen. Een agenda, een halve rol snoep, mysterieus leeg doosje, spiegeltje ontsnapt uit de toilettas, een borstel met haren … de bodem. Ze haalde haar hand omhoog en begon aan een nieuwe zoektocht vanaf de andere kant. De agenda, bolletje pantykousjes … haar hand stokte … een startende motor??
Verwonderd keek ze op naar de auto waar Mevrouw Dubbel naar de bestuurdersplek was opgeschoven en gedecideerd haar hoofd uit het raampje stak.
‘Zeg, dit duurt mij te lang. Ik stel voor dat ik alleen ga winkelen in Sneek, jullie amuseren je wel tot de bus komt. Nick, jij mag naar de camping teruglopen, ik was je toch al zat. Hier heb je wat tegen de regen, vangen.’
De ver in elkaar geschoven paraplu slingerde als een handgranaat door de lucht en smakte akelig dicht bij haar voeten tegen de grond, Nick dook naar voren om de plu op te rapen en zo zoetjes aan leken de verwikkelingen bij de overburen haar geknipt uit een ontspoorde soap. Het onbrak er alleen nog maar aan dat Nick het handvat uit de steel trok, het restant van de plu ver weg het weiland in slingerde en haar met zich mee omlaag de greppel introk. Alwaar ze, volgens script, met hun gezichten in de modder en zijn vingers gedrukt in haar oren dienden te wachten op de grote knal.
De auto was al uit het zicht verdwenen voordat Nick het juiste knopje vond om de paraplu onschadelijk te maken. Terwijl het regenscherm helemaal openklapte, viel het haar op dat ze nog altijd een halve arm in haar tas gestoken hield.
‘Hier,’ bood Nick aan, ‘neem deze plu.’
‘Bedankt, hou zelf maar.’
‘Samen naar de bushalte lopen dan? Wordt er niemand nat.’
‘Ook goed, zolang je niet zo idioot doet als je vrouw. Zou ze nog terugkomen?’ Nick haalde zijn schouders op en liet ze pas bij het bushokje weer zakken.

‘Hoi mam,’ begroette het kind in het hokje haar moeder opgewekt, ‘gaat hij met ons mee?’
‘Sam, je kunt wel doen alsof er niets aan de hand is maar wij hadden een afspraak. Wij zouden iets leuks gaan doen als jij niet meer wegliep, weet je nog?’
Nick ging alvast naast Sam in het hokje staan, klapperde een paar keer met de paraplu en schoof hem zorgvuldig in elkaar. ‘Misschien een beetje brutaal, maar zouden jullie mijn gezelschap echt op prijs stellen?’
Sam keek dankbaar naar de man die het standje van haar moeder dwarsboomde maar Su kreeg het gevoel tegen haar zin op een touw geduwd te worden. Ofwel een slap gespannen koord waarover ze geacht werd te balanceren van de bushalte naar Sybrandy ontspanningspark en weer terug.
‘Ik weet niet of ik het zo’n goed idee vind als je met ons mee gaat. Het lijkt mij verstandiger als je naar de camping gaat en daar op je vrouw wacht.’
‘Mijn vrouw is mij zat, dat zijn haar eigen woorden. Moet ik blij zijn dat ik paraplu meekreeg?’
‘Nee, dat ook weer niet.’
‘Nou dan, liever geen medelijden met mijn vrouw. Ik wil best met jullie mee, als jullie dat leuk vinden. En anders vermaak ik me zelf, geen probleem.’
Ze waardeerde zijn ongecompliceerde kijk op de gang van zaken. Maar ondertussen bleef hij natuurlijk wel het mannetje dat op klaarlichte dag door zijn eigen vrouw de auto uit was gebonjourd. En zo’n mannetje was een heel ander schepsel dan de ruimtereiziger waarvan ze hoopte dat hij ’s avonds met sterren mee omlaag viel om een wijntje met haar te drinken. Daar kon ze zich toch moeilijk in vergissen? Voor alle zekerheid keek ze nog een keer zijn kant op.
Met vaderlijk geduld stond hij naast Sam en wachtte beleefd haar antwoord af. Niets mis mee voor zover ze kon overzien. Het enige waar ze het benauwd van kreeg, waren de voelsprieten die het schepsel te ver naar haar wijfelende gedachten uitstak. En het enige waar ze nooit op voorbereid was, waren de woorden waarmee hij de langdurige stilte uiteindelijk zelf doorbrak.
‘Ik denk dat ik maar eens terug naar mijn tent ga. Sterren kijken, een fles wijn opentrekken of iets dergelijks.’
Su stond paf. Hoe graag ze ook standvastig wilde blijven, met afgrijzen zag ze zichzelf een duidelijke stap in de richting van het slappe touw zetten, geheel uit eigen beweging en onverschrokken als een volleerd koorddanseres.
Ze voelde een kriebel in haar buik. Het kon een graatje van de ingeblikte vis van gisterenavond zijn, misschien een ingesponnen rupsje waarvoor de tijd gekomen was om uit zijn cocon te fladderen.
‘Mam, zullen we hem een kans geven? Hij mag met ons mee als hij kan raden waar wij naartoe gaan. Ja mam, is dat goed?’
Su stond als aan de grond genageld, wanhopig graaiend in de zak met alternatieven om het naderende onheil te bezweren. Het kind een tik verkopen? Het wurm de mond snoeren door het stevig in de armen te sluiten? Geen enkel alternatief leek erg van nut bij het actuele probleem - hoe als moeder en dochter eensgezind de rug te rechten om een schepsel met gevaarlijke voelsprieten af te poeieren? Hoe een buitenaards getrouwd drankliefhebber veilig terug naar de camping te loodsen voordat de kurken van de flessen vlogen en een onschuldige vakantiegangster met de wijn mee de sterren in werd geslingerd?
Ze hield de zak met alternatieven helemaal onderstoven en schudde tevergeefs. Met lege handen keek ze tenslotte in vier vragende ogen die hun geduld met de falende opvoeder snel aan het verliezen waren. De vier ogen zochten elkaar voor een spelletje raden maar, boeiend in zijn eenvoud en goedgekeurd voor alle leeftijden.
‘Dus ik moet raden naar jullie uitje? Oei, dat is een moeilijke. De Hooge Veluwe misschien?’
‘Nou ja, jij bent simpel. De Veluwe is niet bepaald Friesland dacht ik zo.’
‘Ok wijsneus. Dan gingen jullie naar het zwembad. Of Avifauna. Of naar de zeehondencrèche in Pieterbuuren?’
‘Drie keer mis, je raadt het nooit. Je mag lekker niet met ons mee.’
‘Jij bent gemeen, help me liever. Uitje begint met?’
‘Siehie..’ beklemtoonde Sam met een plagend lange uithaal. Nick keek alleen maar moeilijker.
‘Sie..?’
‘...bran…’ ontglipte het Su die zich als buitenstaander toch teveel door een simpel spelletje als raden maar liet meeslepen. Nick keek haar dankbaar aan, hij wist genoeg om het ontspanningspark compleet te maken. Gewichtig schraapte hij zijn keel.
‘…drie!’

Su en Sam © Peter Overduin

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2001  Peter Overduin  Beoordeling BSN