Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2001  Beoordeling BSN

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hieronder de beoordelingen van 2001.

Noordwijk 28 december `01


Beste schrijvers van Woordenstroom,

Het is voor dit Bureau wel een mooie traditie geworden: het jaar wordt afgesloten met de beoordeling van Woordenstroomverhalen. Een vervelend karwei is dit zeker niet, want de zes geselecteerde verhalen hebben voldoende kwaliteit om een lezer te vermaken. Twee van de verhalen die nu aan mij zijn voorgelegd, zijn m.i. absoluut publiceerbaar in het commerciële circuit; het zal u niet verbazen dat het gaat om het werk van Peter Overduin (1e plaats) en dat van Anita Lodewijks (4e plaats). Het verschil tussen deze verhalen en de vier andere is vooral de de essentie ervan (de thematiek, dat waar het `eigenlijk´ over gaat) geheel verwerkt is in de interactie tussen de personages. Wat er gebeurt tussen die personages, de handeling, dat is het verhaal, met alle diepgang en bedoelingen: er hoeft door een ijverige verteller niet nog een beetje betekenis aangedragen te worden. En daar komt bij dat de verschillende scènes bijzonder effectief geschreven zijn. Voor algemene beschouwingen zijn de teksten te divers, dus ga ik nu maar het eerste verhaal in.


Su en Sam - Peter Overduin
Als ik het selectieproces goed begrepen heb, zijn de verhalen die met een 2e en 3e plaats vereerd zijn, ook van de hand van schrijver Overduin. Als dat zo is, moet schrijver Overduin met zijn productie naar een uitgever. Voor een manuscriptbeoordelaar, die nagaat of een tekst een kans op de markt heeft of niet, en die daaraan zijn conclusies verbindt, valt hier niets meer te doen. Niets in dit geestige verhaal is `fout´: zo moeten verhalen geschreven worden.
Consequent personaal vanuit de moeder, Su, en daardoor heel levendig. Als Su aan het piekeren slaat, op de klapstoel voor de tent, lezen we echt haar gedachten, over de leuke vent die eens met de sterren mee omlaag zou moeten vallen, en niet de overwegingen van een uitlegverteller die Su helemaal begrijpt, en Sam ook enz. Dit verhaal toont aan wat goed is aan geslaagde fictie: veel interactie tussen personages, die steeds tegenover elkaar staan, ook al houden ze nog zo veel van elkaar. Dat mag wel een Hoofdwet genoemd worden: als figuren altijd dezelfde kant op willen, is er geen verhaal, hoe dreigend of vreselijk de omstandigheden ook zijn. Verder moet de schrijver de moed hebben een echte tragiek toe te laten, en die niet af te dempen met een overmaat ironie of met een alomvattend begrip.
Twee kanttkeningen zou ik willen plaatsen. In het begin was de schrijver kennelijk even naar het juiste perspectief aan het zoeken, want Su´s gezicht betrok. Om haar gezag te laten gelden moest ze boos worden op haar dochter... is niet zuiver personaal. Su ergert zich aan Sam, en ze probeert niet meteen heel boos te doen, maar ze registreert niet dat haar gezicht betrekt. Ten tweede: de titel heeft iets gezellerigs dat ik persoonlijk niet zo gelukkig vind; in feite gaat het om meer dan het gedoe van een moeder met een dochter. Su zou willen dat er iets uit de sterren valt - daar is ze aan toe. Ze wil dat er iets nieuws in haar leven komt, bijvoorbeeld een vent. Kamperen onder de sterren is tamelijk oubollig, maar een dergelijke titel zit dichter bij het thema.


Petra - Anita Lodewijks (verhaal niet beschikbaar)
Een alleenstaande vrouw en haar zieke vader - een heel gecompliceerde relatie, waarin zoveel liefde, vertedering en zelfs weerzin een rol spelen. Bij de keuze van het ik-perspectief dwingt de auteur zich ertoe zich in het personage te verplaatsen en Anita Lodewijks heeft daar geen enkele moeite mee. De `belevende ik´, die een rol speelt in scènes, gaat af en toe over in de `vertellende ik´, waarin het personage reflecteert. Dat zou niet goed zijn als dat leidt tot passages waarin uitgelegd wordt wat uit de interacties al gebleken is, maar overbodig gepieker is in dit strak geschreven verhaal bijna niet aan te wijzen. Bijna niet - naar mijn gevoel zou heel veel van de alinea Wilde ik nu iets inhalen voordat het te laat was? Maar wat dan? Pa was ma niet. Of meende ik... geschrapt kunnen worden zonder dat een lezer iets zou missen. Ze is op het kerkhof, ze denkt dat de vader daar ook eens zal liggen, naast de moeder, ze beseft hoeveel ze nog met die moeder had willen bespreken, en dan stapt ze weer op de fiets. Het slot is erg mooi en ook de titel is goed: met de verwijzing naar de rol van zuster Petra wordt indirect aangestipt wat er zich tussen de hoofdpersonen afspeelt. Zo moet dat.


Een spontaan vrouwtje - Dirk Keijzer (verhaal niet beschikbaar)
Aan ideeën ontbreekt het de Woordenstroomauteurs niet: wat is dit een meesterlijk gegeven. Dat schrijver Dirk zichzelf ook uitstekend vermaakt heeft boven zijn toetsenbord, is goed te merken. Vaak is dat aanstekelijk, en soms zet het de lezer op afstand. Ik bedoel daarmee dat de schrijver zelf, net zoals in Een kleine ingreep, in het begin eventjes aan het eind te zichtbaar aan het werk is: het zet `een jonge dokter´ voor ons neer, naast een onmogelijke trut. Van hem leze we: Anderzijs is hij een normale, gezonde vent. En madame wordt met vette ironie afgebrand: Margaretha Immaculata, Smetteloze Parel... De schrijver geeft zijn lezers hiermee geen ruimte om zelf iets van de figuren en de situatie te vinden; de dokter is gewoon een gezonde goser die graag naar vrouwen kijkt en zij is een zeurende mummie die helemaal niet bij hem past. maar dat zou moeten blijken, uit hun dialoog - het moet ons niet opgedrongen worden. De verteller is in de eerste anderhalve kolom gewoon te partijdig, en dat werkt averechts.
Het gebeuren op Willemsstraat 27 drie hoog is veel beter geschreven en daardoor zowel meeslepend als vermakelijk. Hier is de jonge dokter een personage, in zijn reacties en het gezeul met de fiets, en geen constructie van de schrijver. Eén kritische kanttekening: de episode wordt ingezet als flash-back in de tijd. Er is geen reden om die vertelwijze niet aan te houden, als contrast met het `heden´; het avontuur met Jopie wordt niet minder leuk als alle persoonsvormen in de verleden tijd worden gezet. Na Jopies laatste lachbui dringt de uitlegger zich weer op, in een informatief alineaatje dat zonder bezwaar geschrapt kan worden.
Advies: vervang de inleiding en de eerste regels van het slot door echt scènische passages: hij kijkt naar vrouwen, fantaseert en zij kwebbelt verontrust tegen hem aan. Hoe minder vertellerscommentaar, hoe beter. Ook dat `jonge dokter´ hoort bij de toon van de 19e eeuwse auctoriale roman. Een schrijver mag best voor die toon kiezen, als hij het maar bewust doet en niet af en toe per ongeluk laat zien hoe hij aan de touwtjes trekt. Ik meen echt dat ook in deze vertelling die bewust-ouderwetse toon gemist kan worden. Als de verteller vanaf het begin minder afstandelijk is, wordt de eerste alinea ook minder vlak: geef maar direct weer wat die jonge verloofde voor zich ziet aan vrouwelijke aangenaamheden, en verhul dat niet met onpersoonlijke formuleringen als `weelderige vormen´ en `volmaakte lijf´.


Een onvergetelijke verjaardag - Fred Dukker
De ik-verteller van dit verhaal maakt met de eerste zin al duidelijk hoe hij de vertelsituatie ziet: hij richt zich tot een gehoor dat de familie al kent. De hongerwinter van 44/45 was voor ons evenmin een vetpot. In dat `evenmin´ zit een hele geschiedenis - waar woonde dat gezin? - waarop verderop in de tekst ook niets wordt meegedeeld. Natuurlijk mag een schrijver mooi met de deur in huis vallen, in moderne verhalen is dat zelfs bijna verplicht, maar dan moet de oplettende lezer wel de belangrijkste informatie ergens kunnen oppikken. Dit lijkt een kleinigheid, gezeur over één woordje in een beginzin; volgens mij wordt hier echter de toon gezet die van de tekst een anekdote maakt en dus niet echt een verhaal. In de anekdote richt iemand zich tot één of meer vertrouwelingen, aan de bar of op een verjaardagsfeestje, en vertelt wat er eens met hem gebeurd is. De kwaliteit van die vertelling zit dan in het bijzondere van het voorval (we hebben in de oorlog eens een lijk gevonden, je had m´n vader moeten zien). Nu is de anekdote van Fred Dukker inderdaad heel bijzonder, daar mankeert niets aan, maar een verhaal vereist net iets meer, en dat is interactie tussen personages. Di is er even, in het korte dialoogje in het begin en natuurlijk aan het eind, helemaal in orde, maar in het verslag van de tocht is daar geen sprake meer van. De vader en de ik-figuur zijn in hun optreden nauwelijks herkenbaar, ze krijgen voor de lezer geen herkenbare trekjes. Niet erg in de anekdote, te schraal voor proza. Er is niet eens een grote ingreep nodig om van de anekdote naar het verhaal te komen: die vader en de ik moeten onderweg een beetje ruziën, de één wil net iets anders dan de ander (daarin typeert een schrijver zijn figuren het meest effectief, kijk maar naar Su en Sam van Overduin) en ze hebben het over die rare neef Gerrit, zodat de lezer zich een beeld van de man vormt. Als dan aan het eind gesuggereerd wordt (ze zien een pet of iets anders) dat het lijk van neef in het pakket zit, vormt dat de afronding van een erg goed verhaal.


Een kleine ingreep - Barbara Joy
De schrijfster is heel duidelijk aanwezig in dit verhaal. Dat is al zo in de nadrukkelijke ironie van de titel, maar vooral in zinnen als: Hoe verwarrend Hanneke´s gevoelens de laatste tijd ook waren, voor even leken alle problemen verdrongen door simpele bezorgdheid; ...en veroorzaakten opnieuw een akelige onrust bij Hanneke die niet wist wat ze thuis kon verwachten. De verteller van dit verhaal heeft het vooral over Hanneke, waardoor het proza het karakter krijgt van een verslag. Iemand die de familie, en vooral Hanneke, goed kent, deelt ons mee wat er gebeurd is en hoe de arme Lotte in dat ziekenhuisbed terecht is gekomen. In die vertellerstekst zit eigenlijk de gehele inhoud, we hebben het optreden van de personages bijna niet mer nodig. Het is de verteller die on meedeelt: Hoe langer Hanneke erover nadacht, hoe aanvaardbaarder de mogelijkheid werd dat Erik de enige was die in aanmerking kwam voor het vaderschap. Het was een vreselijke gedachte, maar het liet haar niet meer los. Dit is eigenlijk het complete verhaal al, afgezien van het slot, waarin een dokter een alternatieve theorie voorlegt, een theorie die voor de lezer niet veel betekenis heeft, omdat die lezer die zoon nu eenmaal niet kent.
De mooiste passage van dit verhaal is de dialoog in de eerste kolom: hier treden personages op, hier wordt de lezer in staat gesteld mee te leven met de moeder aan het bed. Ik denk dat Barbara Joy deze scènische aanpak had moeten volhouden, ten koste van al die terugblikken en al die uitleg. Die zijn overbodig als niet alleen Hanneke, maar ook die zoon bij het bed zit; in de dialoog met de onwillige Lotte zou dan heel mooi de waarheid gesuggereerd kunnen worden. De verteller hoeft dan alleen te registreren, door de ogen van Hanneke, wat er gezegd wordt en wat de anderen doen. Het heel dramatische gegeven komt dan ook heel dramatisch over.


Harmonie - Georges van Haren
Een experiment: twee kolommen lyriek. Een minimale handeling (een jonge cellist komt thuis en gat in de vernsterbank zitten), geen interactie, nauwelijks ontwikkeling. Poëzie leent zich daar beter voor dan proza en volgens mij blijkt dat hier ook wel. Het ervaren van een ontzagelijke harmonie, van licht, bomen, zomer, vogels, muziek in het hoofd, is waar het hier om gaat en dat is voor een schrijver eigenlijk een onmogelijk uitgangspunt. Over harmonie en troostende schoonheid valt alleen te schrijven als er contrast is, als er in de compositie een tegenstem te horen valt. Teleurstelling, eenzaamheid, mislukking - de jonge Reve zei al dat je het moeilijk kon hebben over de opgaande zon boven ruisend graan. Het contrapunt in Harmonie is dat de muzikale jongeling in de slotregel naar voren stapt van zeven hoog, met voorspelbare gevolgen. Hij wil sterven in schoonheid, zogezegd. Na het voorgaande (vierliefd op de cello, briljante leerling, natuurtalent, geen vuiltje aan de lucht) is die stap meer melodramatisch dan overtuigend romantisch.
Literaire onmogelijkheden zijn er om uitdagend benaderd te worden. Ik denk dat dit verhaal sterker wordt als de vierde alinea, met feitelijke achtergrondinformatie die alleen functioneel zou zijn als we de hoofdpersoon verder zouden volgen, geschrapt wordt en als de ervaring ook werkelijk lyrisch zou worden verwoord. Voor een tekst als deze is het verhaal te weinig beeldend; de auteur wil ons van het prettige van de toestand van de schrijver overtuigen door het gebruik van kwalificaties als aangename, uitzonderlijk, serene, ontspannen, liefkozend, ademloos, hemelse, Goddelijk... Deze termen roepen te weinig op bij een lezer. Het is de kunst de beleving van die jongen te vangen in beelden, zoals `palet aan dansende lichtjes´ - en dan zijn we dus op het terrein van de lyrische dichter. In proza is zoiets wel eens geprobeerd, door de impressionisten rond 1900. Tja - die leest eigenlijk niemand meer.


Ga vooral zo voort, Woordenstroomschrijvers. Moge het u overkomen dat u in 2002 merkt dat u bezig bent het ultieme verhaal te schrijven, weifel dan niet maar meldt u bij het Bureau Script Noordwijk - een contact met dat Bureau wil wel eens verrasend uitpakken. Met schrijversgroet,

Hans ter Mors.

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hierboven de beoordelingen van 2001

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2001  Beoordeling BSN.