Mandy heeft zich verslapen en haar motor is moeilijk op gang gekomen. Bang dat ze haar baantje in de dierenwinkel zal verliezen, haast ze zich de wegen over. Arnold Glass laat zijn dementerende vrouw thuis achter voor boodschappen, o.a. zal hij kippenvoer halen van de dierenwinkel. Net als Mandy op haar motor, laat hij zich in zijn rode jeep afleiden door zorgen, de schoonheid van het landschap, etc. Al snel is het de lezer duidelijk waar dit op uit zal draaien. Het is zelfs al door de auteur aangekondigd, boven de eerste witregel: ‘dat Mandy om precies 11.55 uur een ongeluk zou krijgen.’
Ik heb even getwijfeld of het wel zo verstandig is om dit als schrijver te verklappen. Door de scene-wisselingen tussen Mandy en Arnold weet de lezer immers vrij snel zelf al dat het zal uitlopen op een catastrofe? Maar omdat ook schrijvers die de Nobelprijs hebben gewonnen gebruik maken van deze techniek – denk daarbij aan ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ van Gabriel García Márquez, waarin de auteur ook het tijdstip van de catastrofe noemt en regelmatig binnen het verhaal aangeeft hoe laat het is – laat ik mijn twijfel varen. Waarom? Omdat Márquez de Nobelprijs gewonnen heeft en dus wel een groot schrijver moet zijn? Nee, omdat Márquez met zijn tijdstipaanduidingen spanning opbouwt.
Michiel van den Berg heeft deze techniek in zijn verhaal toegepast, al is het dan summier, want slecht twee keer noemt hij een tijdstip. Ik vind hem daarin grotendeels geslaagd, ook omdat hij de becommentariërende schrijver nu en dan laat terugkeren: dat komt de eenheid van het verhaal ten goede. Grotendeels geslaagd, omdat hij op één punt net iets te veel schrijft: ‘Het was nu bijna 11.55 uur, het voorspelde moment van het ongeluk.’ Schrap datgene wat na de komma volgt, want die informatie heeft de lezer al.
Michiel van den Berg heeft nog een ander spanning opbouwende techniek toegepast: die van de scene-wisseling. Als lezer leren we om en om de achtergronden van Mandy en Arnold, hun zorgen en ontroeringen kennen, terwijl we (denken te) weten wat hen te wachten staat. Door die achtergronden raken we betrokken, willen we niet dat hen iets overkomt. Maar alle tekenen wijzen er op dat de Jeep en de motor frontaal op elkaar zullen knallen. Dat gebeurt niet. Dat is een van de grote krachten van dit verhaal. Dat het, daar op die plek, nét iets anders afloopt. Dat verheft het boven al die andere verhalen die netjes volgens de regels van de spanningsopbouw zijn gecomponeerd.
Als ‘Buikschuiver’ uitgelezen is, blijven er een paar vragen over. Zullen Mandy en Arnold vrienden worden? Zo te zien wel, want de Mandy raakt op weg naar het ziekenhuis nog meer ontroerd door de schoonheid van het landschap dan Arnold kort voor het ongeluk. En als ze vrienden worden, hoe gaat het dan verder tussen hen en hun beider partners? Dit vind ik de grootste verdienste van dit verhaal: na de laatste zin, gaat het door in je verbeelding.
Eén vraag zou ik wél binnen de tekst beantwoord willen hebben: Gaat de gehavende motor niet mee in de Jeep? Met behulp van de twee fietsers moet dat een kleine moeite zijn. (Misschien past de motor niet. Dan zou ik er een Jeep pick-up truck van maken.) Of anders kunnen ze de motor neerzetten bij het nabijgelegen huis van de twee ander getuigen van het ongeluk.
Ik ben een paar schoonheidsfoutjes tegengekomen. In ‘toen ze zich omdraaiden om te kijken welke boerenpummel zonder helm op die motor zo aan het jakkeren was (…).’ Mandy draagt dus wél een helm; bovendien kunnen de ‘ze’ dit in bovenstaande zin pas vaststellen als ze gáán kijken. Verderop in de tekst is sprake van een gebroken jukbeen, terwijl regels eerder het om een gebroken sleutelbeen blijkt te gaan. Kijk de eerste helft van het verhaal ook nog even na op een ontbrekend of dubbel woord.
Om deze beoordeling niet met kritiekpunten af te sluiten: prachtige titel. ‘Buikschuiver’ Prachtig, vanwege zijn dubbele betekenis binnen het verhaal. Echt een doordenkertje.
Januari 2018, Henk Rouw (auteur onder het pseudoniem Eric Steiner & Co)
|