Van Gogh schilderde de Aardappeleters omdat hij zich wilde bekwamen in het schilderen van echte mensen. Op het schilderij zie je een boerenfamilie aardappels eten. Van Gogh was er nogal blij mee. Hij voltooide het in 1885, maar veel mensen om hem heen vonden de mensen lelijk en begrepen niet waarom hij ‘gewone’ mensen wilde schilderen. Het moet rond 1870 zijn geweest dat Vincent van Gogh brak met de kerk. Is dat toeval of heeft het iets met Aardappeleters (1870) van Nienke Pool te maken?
Het verhaal begint met een ijzersterke zin. In het grote bed van mijn ouders werd ieder jaar wel een kind verwekt. De ik-persoon lijkt in de eerste alinea een innemend, beetje cynisch maar prettig type om te volgen. Jan, zijn naam waar we later achterkomen, komt blijkbaar uit een eenvoudig boerengezin en maakt lange uren in de fabriek. Was het de gasfabriek in Nijmegen waar hij werkte? Was hij een arbeiderskind (zoals Henriette Roland Holst zo mooi schetste). Vanaf 1870 begon er economische teruggang. Het moet een moeilijke tijd zijn geweest.
Jan houdt niet zo van drama. Hij is snel, kort en beschrijvend in zijn beschouwingen en wijdt niet graag uit over gevoelens of situaties. Dit maakt het sympathiek en eenvoudig. Een Dik Trom- achtig hoofdpersoon die, na een dramatisch ongeluk waarnaar hij wordt afgestaan, niet uit het veld geslagen is. Jan gaat bij de pastoor wonen en heeft het daar eigenlijk beter dan thuis en in de fabriek. De schrijfstijl leest erg fijn, al komen we weinig over Jan te weten. Misschien is het goed om als schrijver ook eens afstand te nemen van je hoofdpersoon. Wanneer de schrijver Jan zou beschrijven komen wij meer over hem te weten en kunnen we ons verplaatsen in hem. Jan is nu zo kort van stof dat hij eenvoudig door het verhaal marcheert maar dat we nergens de dramatiek wat hem een verhaal waard maakt) kunnen meevoelen.
Aardappelen staan voor Jan symbool voor armoede. Maar eenmaal in Vaticaanstad hebben Jan en de pastoor niet in de gaten hoe rijk ze eigenlijk zelf zijn. De pastoor wordt verslonden door de bedelaars. Triest als je weet dat hij zich juist voor de armen heeft ingezet zijn hele leven, maar Jan wordt gered.
Het verhaal lijkt (is misschien) nog niet af. Jan gaat op audiëntie (bij Pius IX?) en heeft het vermoeden nog meer rijkdom aan te treffen. Maar eigenlijk weten we nog te weinig van Jan om te snappen waarom en wat hij daar gaat doen. Het verhaal gaat over armoede en rijkdom- aardappelen en lange slierten met warme tomaten- Nijmegen en de Heilige Stad, maar wat Nienke Pool wil zeggen met die verhaal wordt niet duidelijk. De schrijfstijl, de snelle en korte zinnen, de show- don’t tell-stijl van dit verhaal nodigt uit tot meer, maar we krijgen niet meer. De lezer wordt in het ongewisse gehouden. Jammer!
Mei 2014, Eva Vesseur
|