|
|
Drie maanden later ben ik terug in Boston. Op de eerste echt zonnige lentedag van 1982 loop ik langs het hek van het vliegveld in de richting van de haven. Op een uitstekende rots is een koperen plakkaat aangebracht.
Near this spot, on January 23, 1982, a World Airways DC-10 airliner with 210 people aboard skidded into Boston Harbor. Two passengers are presumed drowned. Logan International Airport wishes to express its gratitude to the men and women of the airport security forces who courageously saved all other passengers and World Airways aircraft personnel.
De tekst brengt elk detail van de laatste minuten van deze vlucht weer moeiteloos terug. 'Ladies and gentlemen, please fasten your seatbelts. We will arrive at Boston Logan Airport in just a few minutes.' Mijn veiligheidsgordel zit al vast en ik zal blij zijn als we geland zijn. Het was een onrustige vlucht, met veel luchtzakken. Ik kijk door het raampje en zie een striemende stroom sneeuwvlokken, die horizontaal langs het raampje schieten. Brrr, slecht weer in Boston. Gelukkig hoef ik er niet doorheen. Ik hoef maar een paar uur te wachten op mijn aansluitende vlucht naar Amsterdam. De glijvlucht omlaag wordt plotseling onderbroken door een luchtzak, onmiddellijk gevolgd door een enorm klap. Het vliegtuig wordt met een enorme smak tegen de grond gesmeten. 'Brace, brace, brace,' klinkt het indringend uit de luidsprekers. Achter mij gilt een vrouw. Een kind krijst het uit. Ik duik voorover en blijf zitten met mijn handen achter op mijn hoofd en mijn hoofd zoveel mogelijk tussen mijn knieën. Het vliegtuig remt uit alle macht, de veiligheidsgordel snijdt in mijn buik. Een geluid van metaal op metaal en ik zie een lichtflits onder de stoelen voor mij vandaan komen. Ik ruik vonken. 'Brace, brace, brace.' Het geluid wordt overstemd door een enorm krakend geluid dat overal vandaan lijkt te komen terwijl de beweging vooruit met steeds meer bewegingen van links naar rechts gepaard gaat, als de staart van een enorme, kwispelende hond. Mijn hoofd zit klem tegen de leuning van de stoel voor mij. Dan gaat er een trilling en een enorm geratel door het vliegtuig, alsof we over een slechte klinkerweg rijden en de beweging vooruit wordt een beweging schuin naar beneden. Er klink een enorm geraas onder mij, alsof er plotseling een onweersbui langskomt, maar dan niet van boven, maar van onderen . Ik hang steeds verder voorover in mijn stoel; de veiligheidsgordel snijdt nu echt hard in mijn buik. Ik krijg bijna geen lucht meer. Dan voel ik een klap achter op mijn hoofd en nek, net achter mijn handen. 'Au'. Ik weet niet of ik het gil, fluister of alleen maar denk. Het wordt zwart voor mijn ogen.
'Je moet er over praten, jongen.' 'Waarover, ma?' 'Over het ongeluk natuurlijk. Je hebt een vliegtuigcrash overleefd, er zijn mensen voor je ogen doodgegaan.' 'Ma, het was geen crash, alleen maar een slechte landing en ik heb niemand dood zien gaan. Ik was bewusteloos en kwam pas weer bij toen ze me met stoel en al uit het wrak tilden.' 'Als je blijft ontkennen, dan kun je het nooit verwerken, jongen. Wil je echt niet praten met slachtofferhulp? Ze hebben al een paar keer gebeld en aangeboden dat ze een traumapsychiater langs laten komen. Ik heb ze beloofd om het nog eens met je te bespreken. 'Ma, ik heb in Boston al met een psychiater gesproken. Ik heb hem alles verteld wat ik wist of kon verzinnen. Ook aan de man van het vliegveld en aan de dokter in het ziekenhuis en aan de vertegenwoordiger van de Nederlandse Ambassade en aan de man van World Airways. Laat me met rust, het is voorbij. Ik mankeer niks.' 'Dat is alles?' 'Hoe bedoel je?' 'Maar hoe voelde jij je nou? Wat ging er door je heen toen de neus van het vliegtuig afbrak, met de eerste rij passagiers? Man, je zat op de tweede rij! De mensen die voor je zaten in het vliegtuig zijn in zee gestort en verdronken. Dat is toch verschrikkelijk.' 'Ja, dat is verschrikkelijk, maar ik weet er niks van. Ik was bewusteloos door een klap op mijn hoofd, dat heb ik toch al verteld.' 'Maar hoe kun je hier zo luchtig over doen, je hebt nog gesproken met de man die voor je zat, zei je nog. En die is verdronken.' 'Wat wil je nou horen, Henk? Ik heb er niks van meegemaakt. Ik was bewusteloos. Ik heb geluk gehad, dat ik er met alleen maar een hersenschudding en een flinke striem in mijn buik vanaf ben gekomen. Verder kan ik er niks van zeggen. Ik heb geen mensen zien verdrinken, ik heb geen doodsgil gehoord, zoals die journalist in the Boston Chronicle had geschreven. Ik heb niks gezien, niks gehoord.' 'Maar zo kun je zo'n trauma toch niet verwerken.' 'Luister nou eens. Het is voorbij, het is vreselijk voor die mensen die zijn verongelukt. Mijn hersenschudding is weer genezen. En dat is het dan. Het leven gaat door. Ik kan het toch gewoon achter me te laten? Hou nou eens op, zeg!'
'Met Van Dam, de Telegraaf.' 'Met wie zegt u?' 'Herbert van Dam. Ik ben redacteur van de Telegraaf en we willen graag een artikel aan u wijden in de krant van zaterdag. Wanneer schikt het u, dat we u komen interviewen? Wij kunnen morgenochtend, tien uur. U kunt dan vast wel een uurtje voor ons vrijmaken.' 'Gaat dat weer over de crash? Ik heb niks te vertellen. Wat ik weet heeft al uitgebreid in de krant gestaan.' 'Maar mijnheer, u heeft een crashlanding overleeft! U heeft er midden in gezeten. Het beste dat u kunt doen is er over te praten, over wat u heeft gezien en meegemaakt. Dan kunt u deze vreselijke herinneringen het beste van u afzetten.' 'U weet wat voor mij het beste is?' ´Heb ik toch al zo vaak gezien. Wij kunnen mensen laten praten, dat is ons vak. Praten lucht op en bovendien bent u natuurlijk een beroemdheid. U was de enige Nederlandse passagier aan boord en u zat bovendien op de tweede rij! Onze lezers willen uw verhaal graag lezen. U kunt natuurlijk het beste kiezen voor de Telegraaf. Dan komt uw verhaal bij de meeste lezers terecht, en bovendien zijn dat lezers die echt in u geïnteresseerd zijn. Dit hoeft niet voor niks hoor, we kunnen een mooie vergoeding bespreken. Maar dan willen we natuurlijk wel een exclusief interview. Ik kan zelfs een goed woordje voor u doen, dan komt u ook in de Privé. Een mooie sympathieke foto van u, met uw ouders en uw vriendin. Kunnen we zo regelen, maar dan moeten wij u wel dringend morgen spreken. En ondertussen…mondje dicht, hè, tegen de andere kranten.'
'Als je wilt mag je best huilen, hoor.' 'Huh?' 'Dat snap ik toch, lieverd. Het is vreselijk wat je allemaal hebt meegemaakt. Dat heeft tijd nodig. Je kunt er zoveel over praten als je wilt. Ik kan heel goed luisteren. En als je even wilt huilen van alle ellende, dan is dat helemaal goed.' 'Hoezo ellende? Ik voel me prima hoor. Het is al weer drie weken geleden. Die hersenschudding is allang weer beter.' Ik trek mijn overhemd uit mijn broek en laat haar mijn buik zien. Er zijn nog maar een paar gelige vlekken te zien. 'Zie je, de blauwe plekken van de veiligheidsriem zijn ook nagenoeg weg. Ik voel er niks meer van.' Ze keurt mijn buik geen blik waardig en kijkt me indringend aan. 'Doe even serieus, zeg. Het gaat toch helemaal niet over je blauwe plekken. Het gaat om je trauma! Probeer het nou niet te verdringen, dat is heel slecht voor je, dat hoor je toch van iedereen. Je kunt het alleen maar verwerken door er veel over te praten.' 'Dus jij weet ook al wat goed voor mij is?' 'Ja, het is duidelijk dat ik er meer kijk op heb dan jijzelf. Doe nou niet zo belachelijk stoer. Erken, voor jezelf, dat je vreselijke dingen hebt gezien en gehoord en geef jezelf de ruimte om het te verwerken. En ik ben er om je daarbij te helpen.' 'Maar ik heb alles al verteld. Ik heb verder niks gezien of gehoord. Ik was bewusteloos.' 'Nou zeg, je kunt wel een beetje gevoel tonen. Er zijn wel mensen verdronken, hoor. Mensen die jij hebt gekend.' 'Ik heb de man in de stoel voor mij gevraagd of ik zijn krant mocht lenen. Meer heb ik niet met hem gesproken. Het is erg dat die man is verongelukt, maar het is niet een vriend of zo.' 'Wat ben jij een ongevoelige boerenpummel, zeg. Weet je wat? Je zoekt het lekker zelf maar uit. Klootzak!'
Ik loop voorbij de koperen plaat en ga op de rotspunt staan. Een prachtig uitzicht over de haven. Zo vredig. Enkele meters hiervandaan hing ik, drie maanden geleden, een meter boven het woeste koude water te bungelen in mijn veiligheidsgordel. Maar ik was er niet bij. Mijn trauma is niet van hier, maar van de weken erna. Niet praten lost niks op. Praten net zo min. Ik haal mijn vliegticket uit mijn zak en kijk er lang naar: Amsterdam-Boston, 20 april 1982 Boston-Amsterdam, 24 april 1982
Ik kijk de snippers na, die uit mijn hand in het kalme water van de haven dwarrelen. Aan de overkant van het water lacht de skyline van Boston me toe. Niemand kent me hier.
|